Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Marcus Miller vlamt in het Dorpshuis van Renesse

CONCERTRECENSIE. Marcus Miller, Dorpshuis Renesse, 3 november 2012
beeld: Eddy Westveer
door: Mischa Beckers

Horecaondernemer Ludo Vlaander uit Renesse haalde vorig jaar Al Di Meola naar het Zeeuwse Renesse. Dit jaar nam hij, samen met zijn dorpsgenoten Martin Krijger en Leo Hart, het initiatief om Marcus Miller op zijn Europese ‘Renaissance’-tournee ook in het Dorpshuis te laten optreden. “It’s the first time we play here”, grapte Miller bij aanvang van dit concert tegen de vierhonderd bezoekers.


Marcus Miller en zijn band op het podium van het Dorpshuis in Renesse.

Enkele jaren terug bracht de bassist ‘Tutu Revisited’ uit. Met een groep jonge muzikanten blies hij de muziek uit zijn Miles-Davistijd nieuw leven in. Het samenspel met die jonge musici beviel zo goed dat hij met hen een nieuw album wilde opnemen. Het werd ‘Renaissance’ dat begin dit jaar uitkwam. Daarmee keerde hij terug naar het zo bevredigende gevoel van muzikanten die interactie met elkaar hebben en de magie die daaruit voortvloeit. Miller schreef de stukken voor het eerst met de individuele musici in zijn hoofd, naar de band toe, en niet zoals gebruikelijk alleen vanuit de muziek zelf.

Dit concert opende met de knallende, stoere funk van ‘Mr. Clean’ en ‘Detroit’. Vooral in dat laatste stuk werd duidelijk waar deze show naar toe ging. Het principe van on the one bracht Miller donderend in de praktijk bij zijn begeleidende partijen. Maar Miller beperkt zich nooit tot alleen begeleiden. Hij kleurt, ondersteunt met akkoorden en soleert uitgebreid of even snel tussendoor. Met zijn fabelachtige techniek zou hij dat makkelijk op routine kunnen doen.

Sturend
Maar daar hield hij zich verre van. Controlerend, coachend en sturend ontging hem niets en hij reageerde constant op wat hij hoorde en zag. En, daarbij liet hij zich graag verrassen. In ‘Detroit’ al meteen door Alex Han op saxofoon. Han zocht niet de geijkte funky licks, maar begon met een stotterend staccatopatroon. Langzaam bouwde hij hieruit enkele lijntjes op die hij eerst tegen het ritme in blies, daarna steeds anders ging fraseren om ze tenslotte te verweven in een extatische wervelwind. Miller kwam er bewonderend met een brede grijns bij staan. Het zou niet de laatste keer zijn dat Han van zich deed spreken. Zijn kompaan Lee Hogan op trompet kreeg natuurlijk zijn solomomenten maar was daarin wat minder uitbundig.

Even ging de rem er op bij ‘Redemption’ en ‘February’. Daar werd ook duidelijk hoe fraai sommige melodielijnen zijn bedacht. In ‘Redemption’ gingen daarbij de koortjes van de blazers mooi tegen de andere partijen in. Met ‘Jekyll & Hide’ was de funk weer terug. Lekker lui groovend dit keer. Tenminste, aanvankelijk. Getuige de titel moest er ook een keerzijde zijn. Die werd woest neergezet door Han en vervolgens door gitarist Adam Agati. Zij kleurden tijdens het concert het meest buiten de lijntjes.


Marcus Miller en band met onder andere trompettist Lee Hogan en saxofonist Alex Han.

Gedurende het eerste paar stukken van de set speelde Agati, nauwelijks hoorbaar op de achtergrond mee, moest hij bij zijn solo aanvankelijk flink zoeken en had hij wat aansporing van Miller nodig. Zo niet in ‘Jekyll & Hide’. Met ferme stappen en in grote intervallen bouwde hij zijn lijnen op. Hoe hoger hij in de registers kwam, hoe harder hij ging schreeuwen. Steeds feller geselde hij de snaren en telkens vond hij weer een elektronisch effect om zijn frases harder en vuiger te laten klinken.

Slavenhuizen
Miller legde uitvoerig de achtergrond van het stuk ‘Gorée’ uit. Die is nogal dubbel: enerzijds de tragiek van de slavenhuizen op dit eiland, over mensen die weggevoerd werden uit Afrika en hun land nooit meer terug zouden zien. En anderzijds overwinning van de ellende met president Obama als boegbeeld daarvan. Wat volgde was een gevoelig en ingetogen nummer dat balans bracht in de set.

In de toegift begon Miller solo met een prachtige vertolking op de basgitaar van The Jackson 5’s ‘I’ll be there’. In ‘Blast’ gingen alle registers weer open. Het Oosters aandoende thema werd bombastisch ingevuld en diende als vertrekpunt voor heftige improvisaties. Daar was Han weer. Meteen zocht hij oogcontact met Miller en vertrok hij, aangemoedigd door de blik van Miller, op avontuur. Boeiend om te zien hoe de interactie tussen die twee werkte.

Was Kris Bowers op zijn keyboards initieel wat volgend en beperkte hij zich tot het strooien van, overigens vaak sprekende, akkoorden, hier ging hij lekker los. Ook drummer Louis Cato greep zijn kans in een ferme drumsolo. “Thanks for the energy”, zei Miller tegen het publiek voordat hij van het podium liep. Het was duidelijk dat zijn bandleden en hij die hadden opgepakt en omgezet in een geïnspireerd optreden.


© Jazzenzo 2010