Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Von Freeman: van giftig hoog tot warm hees

NECROLOGIE
door: Rinus van der Heijden









Von Freeman in jazzclub The Green Mill in Chicago, oktober 2011.
Foto © Jim Newberry.



Von Freeman is op 88-jarige leeftijd overleden. De Amerikaanse tenorsaxofonist bezweek afgelopen zondag aan een hartkwaal in Chicago. De stad die hij nooit lang kon verlaten, waar hij werd geboren en als hij al eens weg was, heel snel weer terugkwam. Die plaatsgebondenheid maakte, dat de tenorsaxofonist slechts in relatief beperkte kring bekend is.

Toch is Von Freeman van grote waarde geweest voor de ontwikkeling van de jazz. Hij moet worden gezien als een  bruggenbouwer tussen het swingtijdperk en de opkomst van de bebop. Maar ook aan de free jazz droeg hij een belangrijke steen bij. En ook van daaruit sloeg hij bruggen: van de absolute vrijheid die Sun Ra in de jaren vijftig al predikte naar de hard bop, de muziekstijl waarover Miles Davis in die jaren regeerde. De trompettist had, nadat John Coltrane diens kwintet had verlaten, wel zin in Von Freeman. Dus belde hij hem, maar de tenorsaxofonist nam niet eens de moeite terug te bellen. Hij bleef immers liever in Chicago.

Legendes als John Coltrane, Coleman Hawkins, Lester Young, James Moody en natuurlijk Sonny Rollins waren en zijn de smaakmakers in de ontwikkeling van de tenorsaxofoon, Von Freeman is dat zeker ook. Samen met  Clifford Jordan, Gene Ammons en Johnny Griffin mag hij worden gezien als de grondlegger van de Chicagoschool, een stijl waarin het warme geluid van de tenorsaxofoon volledig wordt blootgelegd. En waarin de vertolkers even goed zangers kunnen zijn, zo melodieus behandelen zij hun instrument.

Honken
Toch bleef Von Freeman niet steken in die Chicagostijl. Hij kon als geen ander de blues uit zijn woonplaats spelen, honken tijdens rhythm&bluespassages, zich te buiten gaan aan bijna schaamteloze ballads, maar ook zijn instrument overblazen en het publiek met zijn vrije improvisaties tot waanzin drijven. Het belangrijkste echter van de musicus Von Freeman, dat altijd zal blijven beklijven, is zijn volstrekt eigenzinnige kijk op jazzmuziek en de wijze waarop hij daarmee omging. Nooit heeft hij ook maar enige concessie gedaan aan de commercie.

Waarom niet? Hij heeft zich daar twintig jaar geleden in de Chicago Tribune luid en duidelijk over uitgelaten. “Mensen zeggen wel eens dat ik buiten de maat speel, of de verkeerde noten blaas en dat ik vol zit met vreemde ideeën. Maar dat maakt mij niets uit, omdat ik me nooit druk heb gemaakt om geld. Ik heb ook nooit mijn best gedaan veel geld te verdienen. Roem zegt me ook al niets, dus die heb ik ook niet verworven. Ik ben altijd vrij geweest!”












Von Freeman gefotografeerd door Jimmy Katz.



Juist ja, vrij. Von Freeman was dat al aan het begin van zijn carrière, in 1939 toen hij lid werd van het Horace Henderson Orchestra. En ook in de jaren veertig toen hij met zijn broers George op gitaar en Eldridge op slagwerk optrad. En ook een decennium later, bij bijvoorbeeld Sun Ra en Jimmy Witherspoon. Altijd was hij dé Von Freeman die zijn eigen boodschap wilde laten horen, aan hem of haar die luisterde. Of niet.

Hij was bijna vijftig jaar, toen hij zijn eerste plaat onder eigen naam opnam: ‘Doin’ It Right Now’, onder supervisie van Rashaan Roland Kirk, ook zo’n eigengereide. Later nam hij met Ellis Marsalis en diens zoons Wynton en Branford het album ‘Fathers and Sons’ op. Op die plaat speelde Von Freeman’s zoon Chico ook mee.

Chico
Met het noemen van de naam Chico wordt een heel wat bekendere jazzmusicus aangeduid.  Von Freeman’s nu 63-jarige zoon speelt eveneens tenorsaxofoon, maar ook basklarinet, piano en trompet. Hij raakte eind jaren zeventig bekend als lid van een lichting moderne musici, die de traditie van de jazz weer opzochten. Platenlabels als India Navigation en Contemporary Records hebben dat tijdsbeeld voorbeeldig vastgelegd. Maar of Von Freeman daadwerkelijk invloed heeft gehad op de ontwikkeling van zoon Chico als jazzmusicus, is niet zeker.

Von Freeman speelde op latere leeftijd het liefst in clubs in Chicago. Zijn tenorgeluid, dat uiterst giftig klonk in het hoge register, maar warm met een soort hese keelklank in het lage, heeft hij tot zijn dood verder ontwikkeld. Daardoor klonk zijn tenorsaxofoon als ‘nooit eerder gehoord’ en kon zijn expressiviteit alsmaar verder uitdijen. Met zijn volstrekt natuurlijke aanpak, zijn absolute gehoor en de gave om wat hij elders hoorde, onmiddellijk in zijn eigen muziek te incorporeren, is hij wellicht de indrukwekkendste van alle Chicagoans. En dat zal nog lang zo blijven ook.


© Jazzenzo 2010