Eigen benen
COLUMNdoor: Mischa Andriessen
Joris Posthumus Quartet feat. Tom Beek - The Abyss
Het wordt er niet makkelijker op om plaatsen te vinden waar je als jazzmusicus op kunt treden. Zeker niet als je aan het begin van je carrière staat en je nog bij een breed publiek bekend moet zien te geraken.
Sinds geruime tijd is er gelukkig het programma Young VIPs on tour waarin de Vereniging voor Jazz – en improvisatiemuziekpodia jaarlijks aan twee jonge, buitengewoon getalenteerde acts de kans geeft om concerten te geven in een aantal van de beste zalen. De nu niet meer uit de Nederlandse jazz weg te denken pianisten Harmen Fraanje en Franz von Chossy kregen bijvoorbeeld drie jaar terug zo’n duwtje in de rug, zoals eerder al artiesten als David Kweksilber, Izaline Calister, Martin Fondse en groepen als AGOG en Tetzepi zich in dit verband aan het publiek presenteerden.
Dit jaar zijn voor de tournee de groep van de Duits/Afghaanse zangeres Simin en het kwartet van de Tilburgse altsaxofonist Joris Posthumus geselecteerd. Om de lancering compleet te maken, verscheen van laatstgenoemde ook zijn debuut-cd met de hopelijk niet profetische titel The Abyss.
De pers heeft Posthumus vanwege dat album meteen maar stevig aangepakt. Nu gebeurt het wel vaker dat juist tegen debutanten flink wordt uit gevaren, maar opvallend was dat alle critici hetzelfde bezwaar tegen de eersteling van Posthumus hadden: een gebrek aan eigenheid.
Het is een van de oudste en hardste adagia in de jazz: be your own man. Zorg dat je origineel bent en je eigen stijl ontwikkelt. Wie nog niet zo ver was, kreeg vroeger de naam van zijn voorbeeld, voorafgegaan door het hatelijke ‘little’ dat duidelijk maakte dat de musicus in kwestie nog veel te leren had. Posthumus zou dan ‘Little Trane’ worden omdat hij op zijn debuut herhaaldelijk en met nadruk in de gigantenvoetstappen van John Coltrane probeert te treden. Luister maar naar het derde nummer dat wat ongelukkig Of a different kind is getiteld. Posthumus bouwt daarin zijn solo op met Coltranecitaten.
Dat is misschien niet handig, maar wel zo eerlijk en het getuigt ook van durf. Het kan natuurlijk gebeuren dat iemand per ongeluk klinkt als een icoon uit het verleden, zoals het ook mogelijk is dat iemand zich ervan bewust is dat hij sterk door een musicus beïnvloed is en dan maar probeert die invloed zo goed mogelijk weg te moffelen. Maar Posthumus citeert. Hij noemt Coltrane net als Michael Brecker, Charlie Parker, Ben Webster en nog anderen in zijn hoestekst, waarin hij ook de befaamde woorden van Eric Dolphy aanhaalt: ‘When you hear music, after it's over, it's gone in the air. You can never capture it again.’ Hij weet dus wat hij doet, heeft er misschien niet, misschien wel lang over getwijfeld over hoe hij het moest doen en aldus besloten.
Dat hij de tekst verkeerd citeert en de namen van Ornette Coleman en Coleman Hawkins fout schrijft; wat zegt het anders dan dat Posthumus een jonge hond is die in zijn geestdrift wel eens wat ondersteboven gooit? en dat kan toch liever worden toegejuicht dan bekritiseerd. Veel jazzmusici weten dat ze op de schouders van reuzen staan en zullen dat grif toegeven. Toen de ‘little giant’ Johnny Griffin in Amsterdam de daar anonieme Don Byas tegenkwam, bleek Byas verbaasd dat Griffin überhaupt wist wie hij was. ‘Are you serious?’ antwoordde de laatste, ‘No Don Byas, no Johnny Griffin.’ Diezelfde Griffin strooide in zijn solo’s lustig met citaten en was toch een van de grote tenorsaxofonisten. Met een eigen stijl.
Er is dus zeker hoop voor Posthumus. Er verschijnen niet dagelijks cd’s waarvan meerdere nummers je hoofd dagenlang weigeren te verlaten, sowieso niet, laat staan van Nederlandse muzikanten, laat staan van een Nederlandse debutant. The Abyss is een belofte, niets meer, niets minder en aangezien de Vip-behandeling weinig anders is dan een opkontje om op eigen benen te kunnen komen staan, hebben Posthumus en zijn kwartet waarin vooral Jeroen van Vliet en Tom Beek schitteren, dat zeker verdiend.
Deze column verscheen eerder in het Vlaamse jazztijdschrift Jazzmozaïek.