Wim Verbei - Boom’s Blues
Muziek, journalistiek en vriendschap in oorlogstijd
BOEKBESPREKING
Wim Verbei - Boom’s Blues; muziek, journalistiek en vriendschap in oorlogstijd
Uitgeverij In De Knipscheer
Verschenen: november 2011
Bindwijze: gebonden
Pagina’s: 283
Isbn 978-90-6265-667-7
website: www.indeknipscheer.com
door: Mischa Andriessen
Eerst maar een verzuchting, of eigenlijk twee; waarom verschijnen er in Nederland zo weinig boeken over jazz en blues? Waarom zo weinig die zo fraai uigegeven en gedegen gedocumenteerd zijn als deze studie van blueskenner en journalist Wim Verbei? Een studie trouwens, waarin de zorgvuldigheid van het feitenrelaas niets afdoet aan de leesbaarheid van het verhaal.
Dat verhaal is op zichzelf al een pure goudmijn. Uitgangspunt is de eerste volwaardige bluesstudie, geschreven tijdens de Tweede Wereldoorlog door een Nederlandse student kunstgeschiedenis genaamd Frans Boom, maar tot deze publicatie van Uitgeverij In De Knipscheer nooit uitgegeven. Verbei heeft niet alleen het verloren gewaande manuscript van ‘De Blues – Satirische Liederen van de Noord-Amerikaanse Neger’ opgespoord, maar dat boek ook van een historische context voorzien, die niet alleen recht doet aan de jong gestorven schrijver ervan, maar niet in de laatste plaats ook een enerverende geschiedenis in zichzelf is.
Die spanning wordt veroorzaakt omdat Boom niet alleen aan het boek werkte, maar dat deed met Willem Steensel van der Aa, beter bekend onder zijn schrijverspseudoniem Will Gilbert. En ja, dat is dezelfde man die namens de Kultuurkamer het jazzverbod formuleerde.
Droog
Met vaart en zonder veel zucht naar sensatie, soms zelfs wat droog, vertelt Verbei het verhaal van de moeizame totstandkoming van dit gezamenlijk te schrijven boek. Wat tegelijk het verhaal is van een vriendschap, die geleidelijk aan op de klippen loopt. En bovendien ook nog eens een geschiedenis vervuld van morele dilemma’s.
Boom en Gilbert - zoals we hem voor het gemak verder maar zullen noemen - zijn in veel opzichten perfecte tegenpolen. Naar eigen zeggen is Boom een Pietje Precies die wetenschappelijk te werk wil gaan en geen ongefundeerde uitspraken wil doen. Om tewerkstelling in Duitsland te ontlopen, zit hij een groot deel van de oorlog ondergedoken. En heeft zodoende alle tijd om zijn theorieën te toetsen en verder uit te werken. Als dokterszoon is hij bovendien bemiddeld. Zelfs zo dat hij Gilbert op zeker moment 1000 gulden kan lenen.
Deze Gilbert is eigenlijk de meest interessante figuur in Verbei’s boek. Hij is tegelijk de schaduw die Boom profiel geeft. Zonder Gilbert blijft Boom een laconieke jongeman, van wie moeilijk een voorstelling te maken is. Het is Gilberts droom om als muziekschrijver de kost te winnen. Dat is zelfs in zorgeloze jaren geen sinecure, laat staan gedurende een oorlog.
Interessant is dat Gilbert ten opzichte van die droom geen concessie doet, daardoor in moreel opzicht aan het dwalen slaat en zich meer en meer in moeilijkheden brengt. Hij treedt toe tot de Kultuurkamer, waar hij er geen been in ziet om zijn liefde voor de jazz te verloochenen (maar tegelijk ook jazzmusici op slinkse wijze langs de verboden en restricties te sluizen).
Verwerpelijk
Hij schrijft nu en dan voor verwerpelijke bladen en uitgevers, maar wordt daar dan wel weer op de vingers getikt, omdat hij concerten recenseert waar hij helemaal niet is geweest. Meer dan eens is hij op de rand van een zenuwinzinking, omdat hij financieel ten gronde dreigt te gaan. Het is dus onder andere Frans Boom die hem op de been houdt.
Verbei is zoals gezegd geen sensatiezoeker. Hij beschrijft de kwestie nuchter, zonder te veroordelen en merkt herhaaldelijk terecht op dat de keuzes van Boom en vooral Gilbert in retrospectief veel eenvoudiger te beoordelen en te verwerpen zijn. De indruk blijft wel bestaan dat de karakters van beiden nog wel scherper te schetsen zouden zijn. Maar daarbij moet zeker ook wel rekenschap worden gegeven van het feit dat Verbei het met betrekkelijk weinig informatie moest doen. En bijvoorbeeld maar een gering aantal mensen kon spreken, dat de vroegtijdig gestorven Boom heeft gekend.
Gilbert blijft intrigeren. Hij lijkt een rasopportunist. Iemand die er graag bij wilde horen ook – kijk maar naar de foto waar hij glimmend van trots naast Duke Ellington aan de piano staat. Hij krijgt het gaandeweg steeds vaker aan de stok met Boom vanwege zijn onzorgvuldigheid en zijn wilde theorieën die niet door bronnen worden geboekstaafd. Hij is dus enerzijds iemand die het niet zo nauw neemt op vele terreinen, maar anderzijds dus uitsluitend met muziek bezig wil blijven, welke offers dat ook vraagt.
Zonder dat Verbei dat ook maar een fractie aanzet, is dat een mooie rode draad in het boek; dat muziek zo belangrijk kan zijn dat alle verschillen van mening er zo lang mogelijk voor terzijde worden geschoven. Er is weinig dat Boom en Gilbert gemeenschappelijk hebben. Hoe langer hun vriendschap duurt hoe duidelijker het wordt dat zij verbonden worden door maar een ding: de blues. Boom is rijk, nauwgezet in zijn werk, flegmatiek in veel andere opzichten. Gilbert is een schraper, een neuroot, iemand die erop los interpreteert. Hoe fout zijn keuzes ook waren; zoals Verbei hem beschrijft, krijgt de lezer een zeker medelijden met hem. Nogmaals zonder dat Verbei daar erg op aanstuurt, wat toch een prestatie genoemd mag worden.
Blues
In deze van grote en kleine drama’s aaneengeschakelde geschiedenis is de leidraad dus de blues. Ook in dat opzicht is Verbei de man die zaken niet dik aanzet. Hij weet waarover hij het heeft - dat zonder meer - en tussen de regels door klinkt het plezier om het publiek allerlei bluesartiesten te presenteren, van wereldberoemd tot obscuur. Met veel fotomateriaal en een met zorg samengestelde cd komt elke geïnteresseerde – leek of kenner - aan zijn trekken.
Dankzij Verbei krijgt de lezer behalve het enerverende verhaal over de totstandkoming van ‘De Blues etc’ ook de tekst zelf. Die is natuurlijk gedateerd, maar niettemin verrassend informatief en boeiend. Boom stortte zich destijds met een zeldzame gedrevenheid op de verschillende soorten bluesteksten die hij analyseert met een aangename mengeling van ernst, naïviteit en schwung. Hij was geen uniek schrijftalent, de combinatie van gebetenheid op het onderwerp, zijn intelligentie, fantasie en ondanks de beperking in toegankelijk bronnenmateriaal zeer gedegen kennis, maken ook het bijna zeventig jaar oude manuscript een pageturner.
Mede dankzij de adequate aanpassing naar de hedendaagse spelling en fraaie vormgeving. Het was helemaal aan het begin al verzucht: ‘Waarom verschijnen er niet meer boeken als ‘Boom’s Blues’?’