Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Tegenstellingen dragen muziek Niko Langenhuijsen

INTERVIEW
door: Rinus van der Heijden








“Als muziek een kunstvorm is, ga je er altijd dát van maken waar muziek op dat moment niet mee bezig is.” Foto © Eddy Westveer


Niko Langenhuijsen heeft een carte blanche aanvaard van het improvisatiefestival Stranger Than Paranoia. Een mix van jazz, flamenco en Iraakse muziek, daarmee geeft  de voormalige Tilburger ten overvloede aan dat Stranger Than Paranoia niet in één hokje is te stoppen.

Een echte carte blanche is het niet, haast de in Nijmegen wonende Niko Langenhuijsen zich te zeggen. Hij komt naar Stranger Than Paranoia – een festival dat traditiegetrouw plaatsvindt tussen kerst en Nieuwjaar in muziekpodium Paradox en popcentrum 013 in Tilburg - met een project dat ook al te beluisteren was tijdens November Music 2009. “Bert Palinckx  (artistiek directeur van November Music, RvdH) vroeg me iets te doen”, legt Niko Langenhuijsen uit. “Ik wilde wel, maar met wie? Ik ken genoeg musici, maar wist het echt niet. Op een goede dag hakte ik de knoop door. Ik koos voor flamencozanger Carlos Denia uit Barcelona, die ook nog uitstekend jazzgitaar speelt; Tino van der Sman uit Sevilla op flamencogitaar, ook een goede improvisator; verder de jonge zangstudente Charlotte Schoeters  uit Antwerpen die ik ken van lesgeven en die bedreven is in klassiek, jazz en pop en erg vrij improviseert; Kim Hoogvliet uit Tilburg op alt- en sopraansax; Judith van Boven uit Krabbendijke op euphonium – ik ben gek op dat instrument, vanwege grote vraag kom je bijna niet aan bespelers ervan – en Govar Hamid uit Irak op viool. Hij heeft als achtergrond Arabische en Koerdische muziek.”

“Tot slot Frans van Grinsven uit Berlicum op slagwerk en percussie, met wie ik graag werk. Zo was de bezetting compleet. Maar toen kwamen de problemen: hoe gaat dit klinken, een viool, euphonium en saxofoon? En bovendien realiseerde ik me: ik heb nog nooit met deze mensen samen opgetreden of gerepeteerd. Toen het echter zo ver was, klonk het hartstikke goed. De sfeer op het podium was zelfs fantastisch, ook al omdat de bandleden zo onder de indruk waren van elkaars spel.”

Niko Langenhuijsen noemde zijn project ‘Stranger Than A Paradox’, met een vette knipoog naar het Tilburgse improvisatiefestival, dat voor de zeventiende keer wordt geprogrammeerd door Langenhuijsens ex-pupil Paul van Kemenade. Maar daarover verderop meer. De naam van het project slaat ook op de bezetting van zijn groep, omdat die niet direct voor de hand ligt. “Een schijnbare tegenstelling in de muziek heft zich vanzelf op. Een van de stukken die ik schreef heeft als titel ‘Parallax’. Een parallax is het verschijnsel dat de schijnbare positie van een voorwerp ten opzichte van de achtergrond varieert, als je het vanuit verschillende posities bekijkt. Ik ben voor ‘Stranger Than A Paradox’ met teksten gaan werken. Daar heb ik rare parallaxen mee gemaakt. Bijvoorbeeld van een man die verdrinkt. Hij ligt in het water en zwaait met zijn armen. Mensen aan de kant lachen erom, want die man maakt altijd van die geintjes. Vanuit die sfeer ben ik aan het componeren geslagen. En vanuit die tegenstelling gaan de musici ook improviseren.”










“Ik vind het een eer als ik met flamencomusici mag meespelen, vooral omdat ik contrabas en piano speel, maar geen gitaar.”
Foto © Eddy Westveer



Flamenco

Ook in de muziek van ‘Stranger Than A Paradox’ komen die tegenstellingen terug. In de mix van flamenco, jazz, Arabische muziek en klassiek bijvoorbeeld. Niko Langenhuijsen is al decennialang geïnteresseerd in flamencomuziek. Omdat hij op zekere dag genoeg had van Engelse teksten, ging hij op aangeven van een zwager luisteren naar teksten van de Spaanse dichter Federico García Lorca. Bij zanger Camarón de la Isla hoorde hij voor het eerst echte flamenco. Nadien ging hij Spaanse les nemen. “Daardoor en door García Lorca kom je in contact met mensen uit het flamencomilieu. Ik vind het een eer als ik met ze mag meespelen, vooral omdat ik contrabas en piano speel, maar geen gitaar.”

Zijn roem als flamencobeoefenaar is Niko Langenhuijsen inmiddels vooruit gesneld. Onlangs was hij voor de eerste keer in Amerika - “Waarom zou ik daar eerder ooit naar toe zijn gegaan?” – op uitnodiging van een flamencozangeres, die alsmaar wilde dat hij de oceaan overstak. “Ik heb met haar gerepeteerd en wat concerten gedaan. Dat was wonderbaarlijk. In maart ga ik weer terug.”

Niko Langenhuijsen wordt beschouwd als de aartsvader van het Tilburgse jazzmilieu. Zelf ziet hij zich niet zo. “Het is me gewoon overkomen”. Maar toen hij in augustus 1973 met het Trio Ohm – Willem Kühne op piano, Niko Langenhuijsen op contrabas en Pieter Henrard op slagwerk – het concours van Jazzfestival Laren won, kwam er wel degelijk een nieuwe stroming in het zuiden op gang. “Hoe nu verder, vroegen wij ons toen af. We wisten één ding: we moeten spelen, mensen moeten ons horen. We zijn daarop musici gaan uitnodigen. Ons eerste onderkomen was De Beerenhof in de Langestraat in Tilburg.”

Dáár werd een zaadje geplant dat razendsnel ging groeien. Tot de eerste lichting moderne-jazzmusici in Tilburg die werd gekneed door Niko Langenhuijsen en Willem Kühne,  behoorden altsaxofonist Paul van Kemenade, tenorsaxofonist Henk Koekkoek en het Werken Trio rond slagwerker Jan Wirken. Nadien groeide de Tilburgse scene met mensen als de broers Jacq en Bert Palinckx, Eric van der Westen, Jeroen van Vliet, Pascal Vermeer en later Harmen Fraanje. Allen zorgden voor dat ene, onvergelijkbare geluid dat zich onderscheidt van alle andere stromingen in de jazz. Dat zomaar is ontstaan uit ieders individuele inbreng. Of, zoals Niko Langenhuijsen zegt; “Als muziek een kunstvorm is, ga je er altijd dát van maken waar muziek op dat moment niet mee bezig is.”

Aagje
Nog altijd is Niko Langenhuijsen (58) zo nieuwsgierig als het spreekwoordelijke Aagje. Hij gaat naar eigen zeggen vaak in het land naar ‘gekke dingen’ luisteren. “Zo was ik onlangs bij Daniël Lohues. Twee uur lang luisterde ik naar zijn muziek en zag de manier waarop hij die presenteerde. Hij heeft zó’n muzikaal uitdrukkingsvermogen, dat overstijgt alles. Zoiets houdt me wakker. Het gaat mij steeds meer om hóe iemand speelt, hóe hij muziek maakt. It´s the singer, not the song. Sommige musici in ‘Stranger Than A Paradox’ zeiden: ik speel heel iets anders dan wat er staat. En dan zeg ik: geweldig!”

 








“Voor je basale voorstellingsvermogen maakt het niet uit of je met samples werkt, muziek is vooral zintuiglijk.” Foto © Eddy Westveer

Bij deze woorden rijst als vanzelf de vraag hoe Niko Langenhuijsen tegen de huidige stand van de Nederlandse improvisatiemuziek aankijkt. “Als je het op deze manier vraagt, doemt er een heel palet aan zaken op die spelen. Er zijn altijd mensen die bebop of Wayne Shorter willen spelen. Het zijn volgelingen die deze muziek in stand willen houden; zij  moeten er ook zijn. Maar mensen die dit willen overstijgen, gaan alternatieven zoeken. (Slagwerker) Martijn Vink met zijn mooie, lichte geluid is zo iemand. Hij heeft zelf antwoorden. Hetzelfde vind ik van Harmen Fraanje en Eric Vloeimans. En ook Paul van Kemenade, die nog altijd frisse manieren zoekt om nieuwe dingen te doen of zaken te veranderen. Ik sta ook versteld van mensen die ontzettend goed spelen, maar nog altijd onbekend zijn. Dat wordt in de hand gewerkt door het feit dat in vergelijking met tien, vijftien jaar geleden er minder speelplekken zijn.”

De overheid schiet volgens Niko Langenhuijsen in deze erg te kort. Er is nu een beweging gaande waarbij jazzmusici meer en meer in theaters optreden. “Publiek vind dit te gek, maar over het algemeen zijn de programma’s van theaters en schouwburgen aan de magere kant. Bij musici waar hooguit zo´n man of twintig publiek op afkomt, ligt vaak de bron van vernieuwing. Ik geef ook les aan de Faculteit Kunst, Media & Technologie in Hilversum. Daar zitten vooral audiovisuele mensen, maar ze hebben dezelfde honger als muzikanten. Ook zij vragen zich af: hoe zit het in elkaar? Voor je basale voorstellingsvermogen maakt het niet uit of je met samples werkt, muziek is vooral zintuiglijk.”

Dit laatste onderwijst  Niko Langenhuijsen aan iedere student die met hem te maken krijgt. Op het Fontys Conservatorium in Tilburg werkt hij een paar dagen per week. Voor studenten klassieke muziek verzorgt hij onder meer improvisatielessen om te leren hoe zij vooral hun oren moeten gebruiken en niet alleen goed leren spelen op hun instrument. In Hilversum vertelt hij ook hoe hij denkt en maakt. “Op HBO-opleidingen wordt vooral aandacht besteed aan hoe je je boterham moet verdienen. Veel minder hoe iemand zijn of haar talent kan ontwikkelen.”

Hypes
Waarbij ook de mens Langenhuijsen voortdurend wordt geconfronteerd met het tijdperk van hypes waarin we leven. “Bij alles wat je onderneemt in onze cultuur, loop je het risico dat mensen - en vooral de media – het etaleren als iets heel bijzonders. Imperialisme en machogedoe zitten daarin verweven. Soms word ik wel eens moe van mezelf en denk ik: heb ik dit allemaal gedaan? Tja, maar wat als ik het niet had gedaan?”


© Jazzenzo 2010