Aangename pesterijen van Ellery Eskelin’s Trio New York
CONCERTRECENSIE. Ellery Eskelin’s Trio New York. Bimhuis Amsterdam, 28 januari 2012
door: Tim Sprangers
Het is een rare gewaarwording om te tikken met je vingers, te knikken met je nek en dan te ontdekken dat de groove die je voelt afwezig is. Het nieuwe trio van de New Yorkse tenorsaxofonist Ellery Eskelin speelt met muzikale platitudes. Dat begint al bij de basis: een klassieke Hammondtriobezetting met wat oude standards op het repertoire. Gaat funky worden, denk je, leuk zondagmiddagbandje. Maar je loopt naar buiten met je handen in het haar.
Trio New York van saxofonist Ellery Eskelin met toetsenist Gary Versace en slagwerker Gerald Cleaver*.
Eskelin geeft in deze band een eigenzinnige interpretatie op het swingende geluid van een Hammondtrio. Dat is een lang gekoesterde wens. Zijn moeder Bobbie Lee verdiende de kost achter de Hammond B-3 en de sound is in het bloed gaan zitten van Eskelin. De saxofonist had, met nu een eigen koffer vol muzikale ervaring, grote behoefte om een nieuwe visie te geven op soulvolle klank van de Hammond. Op een totaal eigenwijze manier uiteraard, Eskelin schuwt geen uitdaging en behoort tot de grote improsaxofonisten in New York.
Het Ellery Eskelin Trio New York heeft een typisch warm, soulvol hardbopgeluid, maar het opereert met een ongelooflijke vrijheid die niet anders dan freejazz genoemd mag worden. Misleidend die flarden van klassiekers als ‘Lover Come Back To Me’, want zeker de aanvang van de stukken heeft niets met de betreffende standard te maken. Langzaam klinken na een tijdje referenties naar een bekend couplet of refrein, maar heel geniepig. Dan vormt enkel de baslijn of een drietal opeenvolgende noten de reden van de titel van het gespeelde stuk.
En zo ontstaat een aangename pesterij, die werkelijk ontzettend lekker klinkt. Drummer Gerald Cleaver speelt zijn vuile grooves geregeld zonder consistente beat op de basdrum. Zijn roffels op de snare en bekkens swingen vooral de pan uit dankzij maffe accenten die hij legt via de baslijnen van de Hammond. Eskelin weigert vaak minutenlang de melodie te spelen die op het puntje van zijn tong ligt, en daardoor beluister je knarsetandend zijn omzwervingen. Maar wat blijft is die warme soul in het bandgeluid, de interactie en de saxklank. Dat werkt heerlijk tegenstrijdig.
Hoewel niet de bandleider, is het middelpunt van de band Gary Versace op de Hammond. Versace, tevens pianist en bespeler van de accordeon, vormt een prettig contrast met de oninteressante toetsenisten die leunen op uitgekauwde Hammondlicks en bluesy riedeltjes. Hij keert het instrument volledig binnenstebuiten. Geen inefficiënte notenbrij, maar smaakvolle kleuringen, precies waar het instrument zo uniek in is. Hij streelt een paar toetsen, niet opdringerig, soms een felle uithaal en speelt nooit de voor de hand liggende noten. Een pakkend funkritme is gebaat bij de kunst van het weglaten: met zo weinig mogelijk middelen net niet of later de verwachte noten spelen. Versace geeft een demonstratie.
En dan is daar zonder aanleiding de mooie melodie van ‘How Deep Is The Ocean’ of klinkt plotseling een moddervette soulgroove. Onmetelijk creatief.
* Archiefbeelden Ellery Eskelin © Esther Cidoncha, Gary Versace © website Gary Versace, Gerald Cleaver © Juan-Carlos Hernández.