Kenny Garrett speelt met twee gedachten
CONCERTRECENSIE. Kenny Garrett Presents, Bimhuis, Amsterdam, 20 mei 2010
beeld: Maarten Mooijman
door: Mischa Andriessen
In het eerste nummer dat Kenny Garrett met zijn kwartet in het Bimhuis speelde, refereerde de saxofonist meteen al aan twee van zijn belangrijkste voorbeelden: John Coltrane en Miles Davis. In zijn solo vlocht hij citaten uit respectievelijk ‘Impressions’ en ‘Jean Pierre’. Dat laatste nummer is uit de koker van Marcus Miller met wie Garrett frequent samenspeelde en waarmee hij stevige funk als muzikaal uitgangspunt deelt. Met de felle drummer Nathan Webb en de puntige bassist Kona Khasu als belangrijkste bondgenoten liet hij in een uitverkocht Bimhuis horen dat hij het funken beslist niet is verleerd.
Kenny Garrett in een uitverkocht Bimhuis. Met slagwerker Nathan Webb en bassist Kona Khasu.
Dat zou genoeg zijn voor een onderhoudend concert, maar Garrett wil meer. Lange Coltrane-achtige duels met de drummer bijvoorbeeld, maar ook een wat zoetsappige ballad waarvoor toetsenist Johnny Mercier achter de piano plaatsnam. Een clown die tot herhaling van goed gevallen grappen geneigd bleek en soms met een hand in de zak weinig meer dan een bombastisch akkoord neerlegde. Mercier komt beter tot zijn recht achter het Hammondorgel, waar hij met vette, door gospel gekleurde licks de muziek weet op te peppen. Ook voor Khasu geldt dat hij vooral in de groovende nummers op zijn plaats is. Webb ging het verst mee in Garretts lang gerekte exercities. Zijn enigszins beperkte slagenrepertoire compenseert hij volledig met energie, kracht en souplesse.
Zoals te verwachten was, bracht Garrett met zijn groep de nodige nummers van zijn laatste cd ‘Sketches of MD’, een vlakke plaat met een niet geslaagde mix tussen modale jazz en een soort kroegfunk. Dat klonk in het Bimhuis een stuk beter al zijn sommige thema’s toch echt heel dun. Een van de bijzondere eigenschappen van Garrett is echter dat hij zelfs nietszeggende melodieën kan uitbouwen tot een vurige solo waarin hij dankbaar gebruik maakt van de hypnotiserende werking van repetitieve patronen. Vooral in de tweede set had hij een paar venijnige solo’s in petto, die dan soms nodeloos onderbroken werden voor wat funky akkoorden op de Fender Rhodes.
Kenny Garrett, Nathan Webb, Kona Khasu, Johnny Mercier.
Die grilligheid hoort bij Garrett, het zit ook in zijn spel, waarin hij voortdurend zijstappen zet. Het zou allemaal wat compacter kunnen, zoals het ook jammer is dat de saxofonist maar weinig contact maakt met het publiek. Het versterkt de plichtmatige indruk van sommige passages. Je kunt je moeilijk aan de indruk ontrekken dat hij dit vaker, ja veel vaker heeft gedaan.
Zo was het een concert met twee gezichten. Het ene moment was het allemaal wat flauwtjes en alledaags, het andere maakte Garrett zijn faam volledig waar en betoverde hij het publiek inclusief een groot aantal bewonderende collega-saxofonisten.