Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Jazz als levenselixer op slotdag North Sea

35e NORTH SEA JAZZ FESTIVAL, Ahoy Rotterdam, zondag 11 juli 2010
beeld: Eddy Westveer, Ron Beenen
door: Mischa Andriessen

Eindelijk op North Sea, na tweeëndertig jaren van afwezigheid: Sonny Rollins. Ter ere van zijn tachtigste verjaardag kwam hij naar Ahoy om duidelijk te maken dat hij vooralsnog niet van plan is er mee op te houden. In november staat hij al weer in het concertgebouw geboekt. Rollins kwam schijnbaar vers van het oplaadpunt want hij speelde met onvoorstelbaar veel kracht en energie.


Reikhalzend werd uitgekeken naar de concerten van Steve Wonder en Sonny Rollins op de slotdag van North Sea Jazz 2010. Links Stanley Clarke.

Met zijn markante lichaamshouding schuifelde hij over het podium en verblufte en betoverde met lange solo’s waarin melodie en ritme trouwe bondgenoten zijn die elkaar nooit uit het oog verliezen. Die kunst beheerst Rollins werkelijk als niemand anders. Natuurlijk zitten er na al die jaren vaste patronen in ’s mans tenorexercities, maar de speels- en levendigheid zijn volop gebleven. Wie geblinddoekt zonder voorkennis de zaal zou zijn binnengevoerd zou zeker weten niet hebben geraden dat hij naar een tachtigjarige luisterde.

Er was meer goed nieuws. Rollins had maar een kleine band meegenomen, geen pianist, niet trombonespeler Clifton Anderson, wel een drummer en een goede: Kobie Watkins speelt monter en pittig zonder te nadrukkelijk aanwezig te zijn. Heel de groep stond volledig in dienst van Sonny’s groove. Meer moest je er eigenlijk niet van verwachten, ook, en dat was toch een kleine teleurstelling, van gitarist Peter Bernstein niet. Veel calypso’s in de tamelijk uptempo set, maar een ballad ontbrak niet op het program. In ‘My one and only love’ legde Rollins volop ziel en zaligheid, zoals dit keer in alle nummers die hij speelde. Een legende zien en horen kan een cadeau zijn, de legende in vorm aantreffen, is ronduit enerverend.

Even anders
Sonny Rollins is jazz in zijn puurste vorm. De zondagprogrammering bood echter ook ruimte voor interessante crossovers. In de Volga was heel de avond muziek te horen waarin computers de belangrijkste muzikanten waren. Heel spannend was het optreden van Philip Jeck. De Brit heeft in het verleden onder meer met Steve Lacy gewerkt en leverde een prachtige bijdrage aan een nieuwe versie van Gavin Bryars’ compositie ‘The sinking of the Titanic’. Op North Sea speelde hij solo. Een bebaarde man in opperste concentratie achter wat toetsenborden en schuifjes. Vanuit sonore brom- en kraaktonen doemden heel fijne melodielijnen op om dan weer weg te sterven en plaats te maken voor nieuwe flarden muziek. Zo improviseerde Jeck een compositie die telkens licht van klankkleur verschoot. Niet met een duidelijke dominante lijn maar een uiterste geraffineerde opeenvolging van fragmenten met elk een eigen sfeer en schoonheid. Jazzy is het niet, maar Jecks werk past wel fraai in de Europese jazztraditie die vaak dicht bij klassiek in de buurt komt. Mooi beeld: hoe iemand stil zittend en aandachtig luisterend op avontuur kan gaan en zijn publiek meeneemt.


Sonny Rollins overtuigde. Drummer  Martin Hornveth van Jaga Jazzist. Quincy Jones ontving tijdens North Sea de Paul Acket Award ‘Special Appreciation’. 

Totaal anders is de aanpak van Jaga Jazzist. In de Yukon, waar de nieuwe fusion onderdak vond, gaven de Noren een opwindend optreden dat zich naadloos voegde naar de opbouwende euforische spanning voor de steeds dichterbij komende voetbalfinale. Onder aanvoering van drummer Martin Hornveth (was zijn baard oranje of leek dat maar zo?) bracht de band een sterke set waarin invloeden uit jazz, rock, dance en minimal music tot een enerverend amalgaam werden gekneed. Het volume werd soms flink opgeschroefd om de opwinding nog wat te vergroten, maar Jaga Jazzist hoeft het niet per se van die geluidsmuur te hebben. Met sterke solisten als trompettist Matthias Eick in de gelederen wordt er een hoog spelniveau gehaald. Bovenal zijn echter de composities heel krachtig. De groep schuift verschillende ritmische figuren over elkaar waardoor er een groove ontstaat die uiteindelijk minder complex is dan hij lijkt, maar die wel een broeiende energie in de muziek laat stromen. Daaroverheen worden heldere melodielijnen gelegd die waar nodig worden dichtgemetseld door gitaar en toetsen. Het klinkt live allemaal net een tikkeltje spectaculairder dan het is en heeft toch genoeg om het lijf om boeiend te blijven. Perfecte festivalband

Frasering
In de Missouri trad het kwartet op van zangeres Gretchen Parlato. Veel jazzliefhebbers houden het bij zangeressen bij voorbaat voor gezien. Parlato logenstraft dat vooroordeel. De Amerikaanse zangeres heeft al heel wat jubel veroorzaakt en dat valt te begrijpen. Parlato heeft een heel eigen frasering die een heel fijnzinnige ritmiek in de muziek aanbrengt. Daardoor klinkt een nummer als Steve Wonders ‘ I can’t help it’ meteen heel fris. Goede band ook. To the point en met een uitstekende dynamiek heel goed de balans houdend tussen leiden en begeleiden. De zangeres zelf bleek nogal beduusd. Van de bijval van het publiek dat haar om een toegift vroeg en van het idee dat haar held Stevie Wonder dezelfde avond op hetzelfde festival zou spelen. ‘I hope they let me in,’ zei ze. Dat was geen kokette quasibescheidenheid van een diva.


De band Nik Bärtsch Ronin. Gretchen Parlato. Ben Harper. 

Zen-funk noemt toetsenist Nik Bärtsch de muziek van zijn band Ronin. De groep maakt gretig gebruik van langgerekte repetitieve patronen die een hypnotiserend effect horen te hebben. Daarnaast is de muziek hard en ritmisch. De door Bärtsch gevonden benaming voor deze muziekstijl is wat dat aangaat goed gevonden. Na de zomer verschijnt er een nieuwe cd waarvan al een aantal stukken werd gespeeld. Een groot verschil met de twee jaar oude plaat ‘Holon’ is er zo te horen niet. In de behoorlijk goed gevulde Yukon werkte de muziek bij een groot deel van het publiek zoals ze is bedoeld; opzwepend en hallucinerend. Heel swingend is ze echter helaas eigenlijk niet. Er zit een zekere stroefheid in het spel die meer naar rock dan naar jazz neigt. Die (symfonische) rock invloed klinkt ook door in het hoge volume en het effectnajagende percussiewerk. In die zin is Ronin dan weer niet zo heel erg Zen en evenmin erg funky. 

Hup hup
Toen Ben Harper in 1993 debuteerde, zullen weinigen gedacht hebben dat in deze breekbare boze jongen een stationbluesrocker schuil ging die met lange op de leest van Jimi Hendrix en Jimmy Page geschoeide gitaarsolo’s  het publiek in extase bracht. De Ben Harper van ‘Welcome to the cruel World’ was een dromer die broze, wereldverbeterende liedjes maakte. Zacht gezongen met een braam op de stembanden en begeleid door subtiel tokkel- en slidespel. Daarna ging de volumeknop flink naar rechts, werd zijn muziek misschien minder bijzonder maar wel opwindend. Harper is een uitmuntend gitarist en een zeer goed songschrijver. 

Nu was hij ineens de openingsact van een voetbalwedstrijd, zaten de tribunes van de Nile vol met oranje shirts, werd de wave gedaan en ‘aanvalluh’ of ‘hup Holland hup’ gescandeerd. 

Harper speelde niet met de Innocent criminals die hem jarenlang begeleidden, maar met Relentless 7. Een nogal potige blues voortbrengend trio dat alles potdicht speelde en alles behalve de juiste humus voor Harpers solo-exercities aanbracht. Harper eindigde de set op zijn eentje. Met de Weissenborn gitaar op schoot speelde hij een prachtig teer instrumentaal nummer dat aan zijn vroege werk herinnerde.


Stevie Wonder sloot North Sea Jazz 2010 af. Zangeres Josh Stone. De Nederlander Sven Figee van Sven Hammond Soul. 

Hij had geen slechter moment kunnen kiezen, het tijdstip van de aftrap kwam angstig nabij en menig voetbalfan hield het niet meer. Toen Harper net op tijd zijn gitaar het zwijgen oplegde, klonk er een sensationeel applaus. Harper bleef nog een tel op zijn stoel zitten, stak een hand op naar het publiek. Stond op en liep zwaaiend van het podium met vochtige ogen waaruit grote verwarring sprak. Was deze ovatie alleen zo stormachtig omdat hij net op tijd ophield?

Wonder
Nederland verloor in de verlenging met 1-0 van Spanje. Een enkeling vocht tegen zijn tranen, sommigen dropen af en gingen naar huis. Het merendeel bleef echter wachten met een haast vergelijkbare opgewonden spanning waarmee eerder die vermaledijde wedstrijd tegemoet werd gezien; Stevie Wonder zou komen en misschien ook Prince.

Stevie Wonder kwam en speelde alle verdriet weg met een set die juist zo leuk was omdat ze niet helemaal vlekkeloos was.

David Murray vertelde ooit dat hij in Afrika in een café een geniale nieuwe jazzpianist ontdekt meende te hebben, tot hij de kroeg binnenging en bleek dat Stevie Wonder aan de toetsen zat. Wonder is geen jazzpianist, maar hij heeft de techniek en veel van de vrijheid en onderzoeksdrang. Dat hij Coltranes ‘Impressions’ in zijn aaneenrijging van eigen hits de revue liet passeren was alles behalve ongepast. Het enthousiasme waarmee hij speelde, deed het geleden leed goeddeels vergeten. Daarmee was de cirkel rond. De dag begon met Sonny Rollins in bloedvorm die alle wetten van het ouder worden tartte en eindigde met Stevie Wonder die bewees dat je met geestdrift en spelvreugde vele wonden heelt. Jazz als levenselixer, iets mooiers kan een jazzfestival niet brengen. 

Terugblik
De vijfendertigste aflevering van North Sea Jazz was een in alle opzichten memorabele. Vanwege het weer, vanwege het voetbal dat op voorhand een spelbreker leek maar eigenlijk een sfeerverhogend element bleek en vooral vanwege de muziek. Er was veel te ontdekken dit jaar en veel van de kleinere acts waren zo verrassend als je vooraf had gehoopt. Ornette Coleman was dan misschien twee dagen niet zo op dreef, Sonny Rollins en Christian Scott waren het voor tien. Een nummer weigerde drie dagen lang het hoofd te verlaten: ‘Portrait of a picture’ van Joris Posthumus. Die overwinning pakken ze Nederland niet meer af.


© Jazzenzo 2010