Regenorchester mengt ambacht en elektronica
CONCERTRENSIE. Regenorchester XIII, Bimhuis Amsterdam, 14 juli 2010
beeld: Staeske Rebers
door: Jan Jasper Tamboer
Het podium van het Bimhuis lijkt wel op de hobbykamer van een elektronicafreak met al die draden, knoppen, kastjes en pedalen. Gelukkig blijkt dat er gestructureerde patronen schuil gaan achter de zichtbare wirwar en loopt er nergens een draad dood. De klanken die de avant-gardemuzikanten van het Regenorchester XIII eraan ontlenen zijn weliswaar niet altijd helder, maar treffen wel doel.
Luc Ex, Oren Ambarchi en bandleider Franz Hautzinger van de dertiende versie van het Regenorchester.
Al die techniek wordt door alle muzikanten behalve drummer Tony Buck benut, maar is toch vooral het domein van de beide gitaristen, Oren Ambarchi en Martin Siewert, die eveneens de pedalsteel bespeelt. Met de gitaar als uitgangspunt produceren zij drones en noise en uiteenlopende elektrische klanken met tegen elkaar in druisende sirenegeluiden als apotheose. Ook bandleider, trompettist Franz Hautzinger en bassist Luc Ex avonturieren er lustig op los met magische klankexperimenten. Mooi is dat de effecten een verrijking en een aanvulling zijn, basis blijft het ambachtelijke handwerk.
De lang uitgesponnen nummers beginnen meestal bij Luc Ex, die een begin van een thema of een groove poneert. Meer dan een aanzet is het niet, maar die biedt voldoende houvast voor de andere bandleden om te reageren. Veel meer dan een te spelen toonsoort lijkt er niet te zijn afgesproken en zelfs dat is de vraag. Al zoekende vindt het Regenorchester wegen te bewandelen die, hoe grillig soms ook, altijd begaanbaar blijken. De gezamenlijke improvisatie is een goede remedie tegen egotripperij en kan alleen maar werken als zij geen zwakke of juist hele sterke schakels kent. En dat is hier zo.
Motor van het ensemble is toch wel Luc Ex. Hij maakt van basspelen de belangrijkste noodzaak van het leven. Zijn elektrische bas gebruikend als slag- en sologitaar, zoekt en vindt hij telkens weer nieuwe noten. Woest heen en weer en op en neer bewegend is hij niet alleen de muzikale aanjager, maar ook de belangrijkste blikvanger op het podium. Met de kop van zijn gitaar bonkt hij op de grond, maar het wordt nooit destructief. Hautzinger ondertussen, zit onverstoorbaar en bescheiden op zijn stoel en brengt vooral langgerekte tonen voort. Buck heeft allerlei handpercussie-instrumenten binnen bereik en wrijft soms loodrecht met de top van zijn drumstick over de hi-hat. Hij is explosief, maar niet dominant.
Martin Siewert, Tony Buck en Luc Ex.
Vaak kent het samenspel tergend langzaam opgebouwde crescendo's, die een bezwerend effect sorteren en waarbij het publiek sterk onder invloed van de abstracte muziek geraakt. Op de hoogtepunten grijpen sommige toeschouwers naar hun oren. Midden in een kalme passage zet Buck plotsklaps een snoeihard rockritme in, Luc Ex reageert onmiddellijk. Wat volgt is een welhaast metalnummer met dito gierende gitaarsolo van Siewert. Hautzinger zelf verzuipt in dit geweld, maar mag het nummer wel afsluiten met een pianotoon. De toegift is overigens een heel verstild stuk dat tot introspectie bij spelers en publiek noopt. Een mooi slot.
Het Regenorchester dankt zijn naam aan een sessie in Londen, op een regenachtige, miezerige dag. De huidige band vormt inmiddels de dertiende versie. Dertien is het ongeluksgetal en regen betekent voor velen mistroostigheid, associaties die totaal niet opgaan voor de band van Hautzinger. Wel voor de opkomst in het Bimhuis, die bedroevend was. Het blijkt eens te meer dat wie afwijkt van het gangbare, op weinig weerklank kan rekenen. Ook in de jazztempel van Nederland. Dan maar voor de happy few.