Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Een onbehaaglijk gevoel met een uitzicht van honderd kilometer

CONCERTRECENSIE. Explosions in the Sky, Paradiso, Amsterdam, 25 mei 2011
beeld: Kirstie Shanley
door: Tim Sprangers

Tensie, daar draait het om bij Explosions in the Sky. Alsof er constant iets kan barsten. Nimmer hoor je een los fragmentje, of een willekeurige riedel tijdens het concert in Paradiso. Nee, alles is onderhevig aan de overkoepelende opbouw die leidt naar momenten van extase. Of juist niet, waardoor de spanning alleen maar groter wordt. Want die explosies, die komen er zeker. Dat voel je, onophoudend.


De Texaanse band Explosions in the Sky presenteerde in Paradiso hun nieuwe cd ‘Take Care, Take Care, Take Care’.

Genres lijken het steeds meer te gebruiken, en jazzmuziek in het bijzonder. Herhalend patroontje, langzaam uitbouwen, oppompen van volume en/of ritme en tenslotte een orgastisch samenkomen in oorverdovende herrie. Grote nadruk ligt op voortslepende, opgerekte minimotiefjes. Eind jaren tachtig kreeg een band als Slint het label ‘postrock’ opgeplakt, later werd Mogwai het gezicht van deze stijl. Stel jezelf een tot flinterdun uitgerekt elastiek voor, dat bijna op knappen staat, maar zich toch langzaam weer samenvoegt tot eigenlijk formaat. Of plotseling, binnen een flard van een seconde. Zoiets

Explosions in the Sky is zelf wars van de term. Ze houden niet van stempels. En terecht, hun muziek staat ook op zich. Anders dan hun naam doet vermoeden zijn de werkelijke klankuitbarstingen schaars. In ieder geval schaarser dan voorheen, zo blijkt tijdens het concert. Het kwartet uit Texas profileert zich door breekbare thema’s die super eenvoudig en daardoor heel bereikbaar klinken. Je kan er wat mee als luisteraar en voegt je naar de sfeer. Het is niet opdringerig, maar heel open. Klankvelden met een uitzicht van honderd kilometer.


De gitaristen Munaf Rayani en Michael James, drummer Chris Hrasky.

Veelal neemt een gitarist het voortouw, voegt de ander, vormen ze een geluidsmuur, waardoor nummer drie zich kan profileren met hoge tonen. En de drummer, wiens snaredrum overuren draait, leidt subtiel in om tenslotte met grof geweld te moeten opboksen tegen het snaargeweld. En dat alles, heel slim, in een vaak meeslepende, melancholische driekwartsmaat.

Het werkt, telkens weer. Je droomt weg, terwijl een onbehaaglijk gevoel blijft heersen. De drumriffjes zijn onheilspellend terwijl de druk wordt opgevoerd. Kleine distortionsteekjes vormen de speldenprikken, maar je probeert te blijven leunen op dat slijpende, tergend langzaam en nauwelijks veranderende, korte gitaarmotiefje. De echte wonden maakt de band met grof geschut. Letterlijk beuken op de gitaarsnaren met hele dikke effecten erover. En stiekem, in al het geweld, nog een akkoord hoger, waardoor het toppunt van zwaarmoedigheid overschreden wordt. Hier wordt gemusiceerd op gevoel, improviserend en nauw luisterend naar en anticiperend op elkaar.

Soms kwam het wat muffer over dan je van ze verwacht tijdens de albumpresentatie van hun vorige maand uitgebrachte ‘Take Care, Take Care, Take Care’. Minder overgave in de rockgedeelten en meer aandacht op de gelaagdheid van de klankvelden. Ach, des te intenser zijn de momenten als de bak lawaai wordt uitgestort.


© Jazzenzo 2010