Stomende creativiteit bij de David Kweksilber Big Band
CONCERTRECENSIE. David Kweksilber Bigband, Bimhuis Amsterdam, 28 maart 2011
beeld: Maarten Mooijman
door: Rosa Groen
Een maandagavond en toch een bomvolle zaal. Zo was het deze week in het Bimhuis, bij de David Kweksilber Big Band. Maar dat kon ook bijna niet anders met namen als Claron McFadden, Guus Janssen, Werner Herbers, Joost Buis, Jasper Blom, David Kweksilber en Wolter Wierbos bij elkaar op één podium. Om er maar een paar te noemen. Een combinatie van klassieke musici en bekenden uit de rauwe improjazz, het is een ongeregeld zooitje soms, dat toch de meest ingewikkelde ritmes en melodieën retestrak speelt.
De Big Band van David Kweksilber (r) met onder meer trombonist Joost Buis speelde voor een uitverkocht Bimhuis.
Twee maanden geleden speelde de Big Band voor het eerst in het Muziekgebouw aan ‘t IJ, toen ook al spetterend en vernieuwend. Iedere componist kwam even op het podium om te vertellen over zijn of haar stuk, in tweegesprek met klarinettist en bandleider Kweksilber. Nu is een serie tweemaandelijkse concerten begonnen in het Bimhuis. Het 26-koppig gezelschap speelt steeds andere stukken, soms uit ‘Werner Herbers’ schatkist’, bijzondere composities uit de oude doos. Meestal nieuw en geschreven voor de David Kweksilber Big Band.
Telkens is degene die het stuk componeerde in de zaal of zelfs per telefoon aanwezig, zoals Jorrit Dijkstra, die het eerste stuk ‘Tap Toe’ schreef. Vanuit Boston, waar hij is om les te geven, vertelt hij via het mobieltje van Kweksilber aan de zaal over de achtergronden van zijn fanfare-achtige hoempapastuk. Het is speciaal geschreven voor tapdans (Peter Kuit) en piano (Guus Janssen), ‘syncoperen en stampen’, als tegenhanger van de moderne muziek.
Het tweede stuk is droevig, kaal en donker. Jan Bas Bollen, die het componeerde, roept vanuit de zaal dat hij ‘gewoon een canon’ heeft geschreven. Maar gewoon is het niet. De blazers spelen ingewikkelde, zachte lijnen door elkaar heen, die in de verte op meanderende sirenes lijken. Slagwerker Niels Meliefste op xylofoon en Janssen op piano vormen een duo door de felle en hoekige lijnen van de blazers heen, terwijl tubaïst Tjeerd Oostendorp er zachtjes overheen blaast.
Tapdanser Peter Kuit, zangeres Claron McFadden en Wolter Wierbos.
Dan is het tijd voor Herbers’ schatkist, dit keer een historisch compositie voor bigband van Robert Graettinger die, voordat hij op jonge leeftijd stierf, een indrukwekkend oeuvre bij elkaar componeerde. Claron McFadden zingt ‘Everything Happens to Me’, terwijl de lijnen van trompettiste Felicity Provan melancholie laten doorklinken. De swing en de akkoorden zijn raak. De jaren onaangeroerd gebleven bigbandmuziek komt stomend tot leven.
In de compositie ‘Dog Run’ van Ron Ford spelen Niels Meliefste en Joey Marijs conga’s en bongo’s, met een stuwende baslijn van Sjeng Schupp. De maat wordt aangegeven door Kweksilber zelf. Terwijl de saxen onder leiding van Jasper Blom staccato spelen, gaan drummers Meliefste en Marijs helemaal los.
Als het stuk ‘Gershwin baby’ van Yannis Kyriakides aanbreekt met een stuk in twaalf achtste met ingewikkelde accenten, beginnen pianist Janssen en drummer Meliefste een deuntje. Er volgt een bijzondere sopraan-zangpartij, met zich herhalende lijnen die over elkaar heen vallen, alsof McFadden zichzelf gesampled heeft en daar overheen zingt. Stukken zang, afgewisseld met tapdans-solo maken de muziek interessant en bloeiend.
Alban Wesly, de voltallige Big Band en gitarist Wiek Hijmans.
Kweksilbers stuk ‘Sotto Voce’ is voor een groot deel trombone, begeleid door Janssen op piano. Een vraag- en antwoordstructuur, gestuurd door een sfeer van onheil en waanzin, afgewisseld met droefenis. De kwaliteit van de muziek staat hier voorop. Juist doordat niet iedereen tegelijk speelt zijn er spannende stukken, die zichzelf aankondigen als bijvoorbeeld iemand van het podium afstapt of op een gegeven moment ineens opstaat en een solo begint. De solisten hebben iets ongegeneerds, kwetterends en eigenwijs.
Joost Buis schreef, speciaal voor de Big Band, ‘Steam’. Een stuk dat al stomend zijn naam waarmaakt, geïnspireerd op Duke Ellington en andere componisten die zich door het geluid van treinen lieten inspireren. Het begint met het geluid van een stoomtrein die langzaam op gang komt, geholpen door de stappen van de tapdanser. Gekke maatsoorten, vraag en antwoord tussen de trombonisten en de tapdanser. Gaandeweg doen niet alleen trombonisten, maar ook andere blazers mee aan het stoomgeluid. Toch spelen ze niet te hard. Met gesproken tekst, zang, xylofoon en tapdans wordt het stuk afgesloten, waarna nog een toegift volgt met een bruisend samenspel. Een staande ovatie barst los.
Ongewone maatsoorten en ingewikkelde lijnen zijn geen issue voor deze Big Band. De musici hebben ervaringen die uiteenlopen van Concertgebouw tot popfestival en jazzcafés. De meesten kennen zowel het klassieke vocabulaire als jazzwoordenboek uit hun hoofd. Strak spelen is voor deze mensen geen probleem. Wat overblijft is plezier in het samenspel, het uitvogelen van nieuwe stukken vol creativiteit en enthousiasme.
Op 30 mei is het laatste concert vóór de zomer. Daarna weer tweemaandelijks in het Bimhuis, altijd op maandag en met steeds nieuwe composities.