Afrikaanse groeibriljant van Chris Joris en Bob Stewart
CONCERTRECENSIE. Paradox Tilburg, Chris Joris met Bob Stewart Band, 6 oktober 2006
beeld: Marcel Mutsaers
door: Erno Elsinga
De Belgische muzikant Chris Joris heeft een lange geschiedenis met etnische muziek en jazz. Dit voorjaar dook hij de studio in met de Bob Stewart Band om er zijn nieuwe plaat ‘Rainbow Country’ op te nemen. De plaat werd afgelopen donderdag gedoopt tijdens het Jazz Brugge Festival in België. In Nederland diende een dag later het concert in de Paradox als officiële cd-release.
Eric Person, Bob Stewart, Chris Joris
Rainbow Country. Het titelstuk dankt zijn naam aan twee regenbogen die tegelijkertijd waarneembaar zijn als de band in de studio pauzeert en het buiten pijpenstelen regent. De bijbehorende muziek, tevens openingsnummer van het concert (en cd), is een duo-stuk van Fabian Fiorini op piano en Joris op ‘Hang’; een percussie- en piano(klinkend) instrument ineen. Een Zwitserse uitvinding dat qua uiterlijk nog het meest wegheeft van een UFO. Het stuk, niet meer dan een miniatuur, is ongekend schoon door de openheid aan Afrikaanse klanken die de Hang impliceert.
Het moet gezegd dat veel van de resterende composities nu juist dat ontbraken. Er was zeker sprake van een mystieke sfeer die zich muzikaal lekker liet aanleunen. Maar openbreken door bijvoorbeeld spannende maatverschuivingen toe te passen deed het niet. Prachtige verhalende saxsolo’s op alt en tenor met mooie ronde toon van Eric Person – qua uiterlijk een opvallende gelijkenis met Coltrane – worden freewheelend begeleidt door tubaïst Bob Stewart. Zompige geluiden die ook de fragiele klanken van de ngoni, bespeelt door Baba Sissoko, van diepgang voorzien. Maar alles binnen een kader waardoor de muziek net niet die belevenis meekreeg die levendigheid waarborgt. Mooi maar afgebakend.
De muziek zal zeker gedurende de tournee groeien. Solistisch viel er veel te beleven. Fiorini is een opvallende pianist met een originele benadering. De solo’s op tama van Sissoko brachten verfrissing en leven en vooral de saxsolo’s van Person (hij speelde ook fluit) waren indrukwekkend. De arrangementen hadden de eenvoud als basis en kregen zo nu en dan kracht door een orkestrale benadering vanuit een etnische grondslag. Reggie Washington (die binnenkort met Erwin Vann opnieuw naar ons land komt) stelde met onopvallend spel wat teleur. Vanwege een recente handbreuk hanteerde hij de elektrische- in plaats van de contrabas.
Lekkere muziek, dat wel, maar de stukken hingen te veel aan elkaar en de arrangementen voorzagen te weinig in spanningsbogen. Meer improvisatie, communicatie en het ontstijgen aan kaders, zal de muziek zeker boeiender maken. De muziek zal groeien.