Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Indrukwekkende staalkaart Europese jazz op JazzBrugge 2006 (1)

JAZZ BRUGGE FESTIVAL, Groeningemuseum, Concertgebouw Brugge, 6 oktober 2006
Misha Mengelberg, Ernie Hammes Group, Astronotes, Soweto Kinch Quintet
beeld: Jacky Lepage
door: Mischa Andriessen

Vier dagen lang was Brugge de toonkamer van de Europese jazz. Maar liefst negentien concerten boden de luisteraar de kans kennis te maken met onbekend talent als TGB of eindelijk een grootheid als Bobo Stenson aan het werk te zien. Ik was in de gelukkige omstandigheid veertien optredens te mogen bijwonen.


Ernie Hammes, Tobias Delius, Soweto Kinch

Misha Mengelberg, Kamermuziekzaal Concertgebouw, 6 oktober
Het was de eerste keer dat ik Misha Mengelberg zag optreden.Voor mij toch wel een bijzondere ervaring omdat ik naar hem ben vernoemd, maar vooral speciaal natuurlijk omdat Mengelberg een waar monument is van de Nederlandse geïmproviseerde muziek. Zoals de uitstekende presentator al in zijn aankondiging schetste, behoort Mengelberg in zijn stiel tot de absolute top. Tegelijkertijd staat hij ook bekend als een dwangmatig dwarsligger. De grilligheid is zo’n beetje Mengelbergs handelsmerk geworden waardoor zijn bijzondere, of moet ik zeggen, bizarre talent enigszins buiten beeld dreigt te vallen. In elk geval is hij geen muzikant die mensen onberoerd laat.

In veel opzichten is Mengelberg typisch een kind van zijn tijd. De tweede wereldoorlog heeft een omvangrijke schaduw geworpen over de klassieke muziek na vijfenveertig. De filosoof Adorno schreef dat na Auschwitz geen poëzie meer geschreven kon worden en schoonheid was in alle kunstvormen maar vooral in de muziek meer dan verdacht. Tonaliteit was heel lang vrijwel ondenkbaar. Ook voor Mengelberg lijkt het ‘mooie’ (al is dat natuurlijk zo subjectief als wat) iets dat onverdraagbaar is. Zo gauw de improvisatie toegankelijk wordt, is de verstoring nabij. In het programma van Han Reiziger speelde hij ooit een mooi loopje met zijn rechterhand terwijl hij met de andere steeds opnieuw een tissue pakte die hij met veel kabaal vol snoot.

Met zo’n zelfde doos zakdoekjes onder de arm betrad Mengelberg de kamermuziekzaal van het Brugse concertgebouw. Een zaal die eruit ziet als een parkeergarage, maar die een werkelijk voortreffelijke akoestiek heeft. Mengelbergs optreden beperkte zich dit keer tot de muziek. Aan performance kunst herinnerende fratsen bleven nagenoeg achterwege (hij onderbrak alleen een keer een improvisatie om een slok wijn te nemen). Mengelbergs muziek is echter weerbarstig genoeg om nog menigeen tegen zich in het harnas te jagen. Een deel van het publiek hield het in elk geval al tamelijk vlot voor gezien.

Mengelberg maakt het de luisteraar alles behalve makkelijk. Door de voortdurende opzettelijke ontregelingen en verstoringen wordt wat hij speelt moeilijk toegankelijk. Ik begrijp de mensen die zeggen dat hij maar wat aan rotzooit en die zich aan Mengelbergs provocerende nonchalance ergeren, maar ik deel ook de mening van degenen die vinden dat de inmiddels eenenzeventigjarige Mengelberg tussen al het geklier door soms de sterren van de hemel speelt. Tijdens het extreem korte optreden in Brugge waren er misschien maar weinig van dat soort bloedstollende momenten, maar zij waren er wel. Wat een optreden van hem bovendien heel bijzonder maakt, is de ervaring van de gedeelde inventiviteit, het gevoel dat precies tegelijkertijd met de pianist op een verrassende harmonie of een niet voor de hand liggend maar prachtig akkoord stuit. Mengelberg is Mengelberg. Je kunt hem irritant vinden en je kunt hem bewonderen. Ik geloof dat ik beide doe. Het ene met het hart, het andere met het hoofd. Een evenwicht daartussen heb ik in het geval Mengelberg niet kunnen vinden.


Pierre-Alain Goualch, Ernie Hammes, Johannes Schädlich

Ernie Hammes Group, Concertzaal Concertgebouw, 6 oktober
Een van de aantrekkelijkste wapenfeiten van JazzBrugge is dat het de meest uiteenlopende en vaak (vrijwel) onbekende vertegenwoordigers uit de Europese scene op het programma heeft staan. Met jazz uit Groot-Brittannië, Denemarken, Nederland, België, Duitsland, Zweden, Italië en Frankrijk, maar ook Portugal en Luxemburg wordt een breed spectrum belicht met veel namen op de affiche die tot Nederland (nog) niet of nauwelijks zijn doorgedrongen.

De Luxemburger Ernie Hammes is zo’n naam. Hammes heeft onder meer met Maynard Ferguson gespeeld en nu een sextet om zich heen verzameld met muzikanten uit Frankrijk en Duitsland. Afgaande op het concert zet de trompettist en flugelhornspeler vooral in op virtuositeit. Vooral dankzij de spectaculaire pianist Pierre-Alain Goualch en de overtuigende trombonist Jan Kamp leverde dat een acceptabele set op waarin het helaas maar heel zelden spannend werd. De muzikanten waren op zich goed al bleef saxofonist Christophe Panzani wel heel nadrukkelijk binnen het Wayne Shorter idioom en kwamen de zwaar versterkte drums van Oliver Strauch de schwung bepaald niet ten goede. Zijn manier van spelen die aan een popdrummer deed denken, benadrukte de stijfheid van de groep, die ook in de maatpakken die alle muzikanten droegen tot uitdrukking kwam. Van een onbekend artiest kun je moeilijk zeggen dat je er meer van had verwacht, maar bij vlagen lieten Hammes en de zijnen wel degelijk horen dat zij tot veel meer in staat moeten zijn.


Michael Vatcher, Astronotes, Joost Buis

Astronotes, Concertzaal Concertgebouw, 6 oktober
De negenkoppige formatie van trombonist Joost Buis sleepte vorig jaar de compositieopdracht van de VPRO in de wacht. De eerste uitvoering tijdens het SJU-Jazzfestival in Vredenburg klonk destijds nogal rommelig wat waarschijnlijk ten dele te wijten was aan het feit dat cornettiste Felicity Provan wegens ziekte op het laatste moment vervangen moest worden. Provan stond aanvankelijk ook nu aangekondigd, maar was uiteindelijk opnieuw niet van de partij. Hoewel de set van de groep vrijwel volledig uit het materiaal van de compositieopdracht was opgebouwd, leek er een compleet andere band te spelen. Dat was vooral te danken aan de geluidstechnici die de uitstekende zaalakoestiek benutten om het negental een bijzondere vette sound te geven zonder dat de nuances verloren gingen. Voor een groep als de Astronotes is dat van het grootste belang. De op de grote formaties van Duke Ellington en Sun Ra geënte sound moet de luisteraar overrompelen terwijl binnen dat overdonderende groepsgeluid veel plaats is ingeruimd voor de solisten en daarmee voor subtielere details.

Bassist Wilbert de Joode, gitarist Paul Pallesen en de slagwerkers Michael Vatcher en Alan Purves zorgen voor een speelse, golvende groove waarover pianist Achim Kaufmann en de vier blazers Frans Vermeerssen (baritonsax, sopraansax), Jan-Willem van der Ham (altsax, fagot), Tobias Delius (tenorsax, klarinet) en bandleider Joost Buis alle ruimte krijgen voor hun vaak humoristische exercities. De creatieve energie die daardoor vrijkomt, is zeer aanstekelijk, maar wat belangrijker is; anders dan bij het optreden van Mengelberg werken de verrassende invallen niet als een verstoring, maar daardoor de spanning juist opgebouwd. Musici als Kaufmann, De Joode en Delius zijn eigengereid in de goede zin van het woord en omdat Buis zijn composities en arrangementen rond de eigenzinnigheid van zijn muzikanten heeft opgebouwd, klinkt de muziek sprankelend en origineel. De Astronotes hebben al het goede van hun voorbeelden behouden en er hun eigen persoonlijkheid aan toegevoegd. Daarmee waren zij de meest overtuigende act van het vrijdagprogramma.

 
Femi Temowo, Troy Miller, Soweto Kinch

Soweto Kinch Quintet  Concertzaal Concertgebouw, 6 oktober
Ondanks zijn jonge leeftijd (27) is de Britse altsaxofonist Soweto Kinch al een gelauwerd muzikant. Dat is om verschillende redenen niet verbazingwekkend. In de eerste plaats spreekt zijn biografie erg tot de verbeelding. De zoon van een dichter uit Barbados en een Jamaicaanse actrice, woonachtig in een beruchte buurt in Birmingham, die zichzelf saxofoon leert spelen en besluit jazz en hiphop te combineren. Op het podium benadrukt door goed gearticuleerd over het ruige stadsleven te rappen met een keurig Brits accent. Hij draagt een wijde broek, maar ook een stropdas.

De tweede reden dat Kinch zoveel succes heeft, is dat hij wat hij doet goed doet. Hoewel de muzieksoorten wat achtergrond betreft dicht bij elkaar liggen, is de match tussen hiphop en jazz tot dusver weinig gelukkig gebleken. Rap mixt vreemd genoeg veel beter met een typisch blanke stroming als heavy metal. De door het gebruik van drumcomputers veroorzaakte beperkte wendbaarheid van de hiphop laat zich niet eenvoudig verenigen met flexibele vlotheid van de jazz. Het resultaat is of stijve jazz of chaotische hiphop en geen van beide werkt.

Wat Kinch doet is dus niet nieuw, maar verfrissend is het wel. Hij heeft een enthousiaste jonge band bijeengekregen die zich net als hij voor beide muzieksoorten interesseert en zelf is hij met zijn tomeloze energie een ontwapend performer. Kinch werkt wel met samples, maar het overgrote deel van de muziek wordt live gebracht. Er zijn duidelijk afgebakende structuren, maar daarbinnen is er voldoende ruimte voor improvisatie.

Vooral door de grote inzet en energie die Kinch’ groep ten toon spreidt doet zij op de beste momenten aan die van landgenoot Courtney Pine denken, die live ook niet te stuiten is. Daar staat tegenover dat te veel nummers nog te bedacht klinken. Het interessante concept is niet in alle gevallen uitgegroeid tot een organisch geheel. Kinch neemt daarbij wel heel veel ruimte voor zijn eigen solo’s waardoor hij bijvoorbeeld zijn collega uit Jazz Jamaica trompettist Abram Wilson niet goed tot zijn recht liet komen.

Met het beeld voor ogen van deze twee jonge muzikanten die tijdens hun optreden op het Pure Jazz Fest ondanks de stortregen op het podium stonden te dansen, werd mij duidelijk wat er nog aan Kinch’ kwintet ontbreekt; relaxte lol. Hoewel de groep duizend keer losser klinkt dan veel voorgangers in het genre kan ik mij niet aan de indruk ontrekken dat de muzikanten nog enigszins in het concept verstrikt zitten. Als zij daaruit loskomen en vrijer gaan spelen, worden Kinch en de zijnen hele groten.


© Jazzenzo 2010