Indrukwekkende staalkaart Europese jazz op JazzBrugge 2006 (2)
JAZZ BRUGGE FESTIVAL, Groeningemuseum, Concertgebouw Brugge, 7 oktober 2006
beeld: Jacky Lepage
door: Mischa Andriessen
De derde dag van het JazzBrugge festival met T.G.B., Rita Marcotulli & Andy Sheppard, Pierre Vaiana Al Funduq, Sylvain Kassap Kwartet en Tous Dehors was misschien wel het meest uitdagende programma van het festival. In elk geval bleek het aanbod bijzonder gevarieerd.
Carlo Rizzo, Baba Sissoko, Pierre Vaiana
Pierre Vaiana Al Funduq, concertzaal Concertgebouw 7 oktober
Op de vooravond van de Belgische verkiezingen waarop het Vlaams Belang weer heel groot dreigde te worden (en het gelukkig niet werd!) was het programmeren van het nieuwste project van de Italiaanse sopraansaxofonist Pierre Vaiana een sterk statement. Vaiana herdenkt in zijn project de komst van grote aantallen gastarbeiders (zoals dat toen nog heette) die in de Belgische kolenmijn kwamen werken. Hij doopte zijn groep Al Funduq naar de herbergen waar in vroeger tijden handelaren elkaar troffen en zo contacten tussen verschillende culturen teweeg brachten. In muzikaal opzicht werd die culturele uitwisseling gesymboliseerd door het bij elkaar brengen van Carlo Rizzo een virtuoos op de tamburello en de Afrikaanse tamanispeler Baba Sissoko. Hun vriendschappelijke percussieduels vormden de basis waarbij Vaiana’s weemoedig sopraansax langgerekte melodische figuren plaatste. Dankzij bassist Manolo Cabras en vooral de fantastische pianist Fabian Fiorini werd de muziek bij tijd en wijle tot een daverende climax opgestuwd om daarna weer volledig te bedaren.
Meest opvallend was echter hoe verschillende muzikale invloeden; mediterrane volksmuziek, jazz, Arabische- en Afrikaanse muziek door Vaiana en zijn groep werden samengebracht in heel overtuigende composities, die beslist meer waren dan alleen een interessant concept. Misschien dat als er nog iets compacter gemusiceerd wordt, de zeggingskracht nog groter wordt, maar dat sommige nummers te lang duurden, was echt het enige minpunt.
Rita Marcotulli & Andy Sheppard, kamermuziekzaal Concertgebouw 7 oktober
Eigenlijk liep het optreden van Rita Marcotulli en Andy Sheppard maar een gevaar, namelijk dat het te mooi zou worden. Zowel de Italiaanse pianiste als de Britse saxofonist hebben met subtiel spel hun sporen al ruimschoots verdiend. Marcotulli speelde met onder meer Chet Baker, Joe Lovano en de onlangs overleden Dewey Redman. Sheppard trad bijvoorbeeld nog niet zo geleden in het Bimhuis op met Carla Bley en Steve Swallow.
Van begin af aan was duidelijk dat de twee muzikanten elkaar lagen. Er werden hoofse, minzame blikken gewisseld, maar vooral werd er op hoog niveau gemusiceerd. Wat spel betreft, liggen zij dicht bij elkaar; een sprankelende, poëtische toon; licht en speels. Het prachtige nummer “Wind and waves” bracht dat wellicht het beste tot uitdrukking; zachte, golvende akkoorden, soms vervormd door een kettinkje op de snaren, waarover Sheppard niets anders liet klinken dan zijn adem; een beheerste, tedere zucht uit zijn sax. In een mooi, rustig nummer van Pink Floyd en vele andere nummers werd dit kunststukje herhaald. Een gesprek tussen geliefden die de tijd hebben en nemen om elkaar te versieren.
Dergelijke lang uitgesponnen lyrische composities waren de hoogtepunten van de afgewogen set, die verstandig genoeg ook wat minder breekbaar werk bevatte, zoals een geestig up-temponummer over hockey. Op die manier werd de enige valkuil vakkundig vermeden. Marcotulli en Sheppard speelden zo mooi dat het soms misschien bijna kitsch werd, maar volgens mij werd het dat nooit en als wel, wat dan nog.
Didier Petit, Sylvain Kassapp
Sylvain Kassap Kwartet, concertzaal Concertgebouw 7 oktober
Het optreden van het Sylvain Kassap kwartet had veel weg van een theatervoorstelling. Een cellist die door de klankkast praat, door de lucht vliegende bekkens en ander drumgerei, zelfs de kleding van de muzikanten leek met zorg op elkaar afgestemd. De veelvoud aan onorthodoxe manieren waarop de instrumenten (klarinetten, cello, bas en slagwerk) bespeeld worden, maakt een concert van de groep een enerverende belevenis, want de techniek en de inventiviteit van de vier is van zeldzaam hoog niveau.
De vraag of dat allemaal ook goede muziek opleverde, moet, vrees ik, minder positief beantwoord worden. Het groepsgeluid mag dan werkelijk bijzonder zijn – het doet in de verte denken aan het werk van de eigenzinnige Canadese componist Claude Vivier - maar er zit geen maat op de vondsten en grollen. Er gebeurde zoveel dat er uiteindelijk maar weinig bleef hangen. Een dolgedraaide machine was het, een happening. Vaak erg vermakelijk , maar uiteindelijk toch teleurstellend. Het leek alsof de groep bezig was geluid bij een film te maken (de grintbak ontbrak er nog maar net aan) die niet werd vertoond. Wat mij bijblijft, is dat je ook op de standaard van de cello kunt strijken en met muziek kunt maken met een een elektriciteitssnoer, maar afgezien van de korte toegift, waarin de groep zich voor het eerst wist te beheersen, was de muziek te intellectueel, te doordacht. De musici zetten hun bizarre technieken te vaak in, daarmee leidden zij de aandacht af van datgene waarom het echt draait; de composities. Op den duur wordt dat heel irritant.
T.G.B. Groeningemuseum 7 oktober
Op voorhand was het optreden van T.G.B. (Tuba, Guitarra, Bateria) er een om met gezonde spanning tegemoet te zien. Niet alleen komt het trio uit Portugal, een land waarvan de jazzscene bepaald niet tot de bekendste cultuurschatten behoort, ook de originele samenstelling Tuba, gitaar, slagwerk maakte zeer nieuwsgierig naar de groep.
In kleine bezettingen kom je de tuba zelden tegen. Frank Strozier en Marty Ehrlich hebben beide wel een heel mooie cd opgenomen met de onvolprezen Howard Johnson die tevens op de prachtige, maar weinig bekende plaat “Dreamer” van Erica Lindsay te horen. Ook Dave Douglas had een tijd lang een tubaspeler in zijn groep; Marcus Rojas een van de drie leden van de groep die misschien wel het dichtste in de buurt van T.G.B. komt: Spanish Fly. Rojas en slidegitarist David Tronzo toonden in die laatstgenoemde groep al aan hoe spannend de combinatie van gitaar en tuba is, maar T.G.B. gaat nog een stap verder. Wetende dat de groove in vertrouwde handen is van de meesterlijke drummer Alexandre Frazão kunnen Mário Delgado (g) en Sérgio Carolino (t) steeds om beurten de ritmische en melodische partij voor hun rekening nemen. Door de tuba van zijn traditionele rol als vervanger van de bas te verlossen, krijgt de muziek van T.G.B. een heel aparte klankkleur.
Het trio doorbreekt daarnaast even vrolijk als zorgvuldig de grenzen van verschillende muzieksoorten, hetgeen een intrigerend amalgaam van jazz, rock en volksmuziek oplevert. Soms introvert, soms uitbundig, maar altijd pakkend en beheerst. Dat T.G.B. de Led Zeppelin klassieker “Black dog” aanpakte, was op zich al een verrassing, maar dat de groep een nummer dat bol staat van de rockclichés (al waren zij ten tijde van Led Zeppelin dat natuurlijk nog niet) om wist te bouwen tot een bulderende afsluiter van een jazzconcert, was de zoveelste proeve van de klasse van T.G.B. De ongebruikelijke setting van een museumzaal droeg alleen nog maar bij aan de vreugde dat hier een heel bijzonder optreden had plaatsgehad.
Laurent Dehors, Michel Debrulle, Aurelie Baudet
Tous Dehors, concertzaal Concertgebouw 7 oktober
Wie, zoals ik, bij het Sylvain Kassap kwartet het theater al tamelijk beu was en zich afvroeg of het niet wat minder kon (ik ben toch een Nederlander zo blijkt), zat, zoals ik, bij Tous Dehors totaal aan het verkeerde adres. Hoewel er het grootste deel van het optreden maar een man meer op het podium stond dan bij de Astronotes een dag eerder, leek het toch behoorlijk uitbundige Nederlandse gezelschap een bleu en bescheiden groepje vergeleken bij het bulderende gebral van de Franse komiek en, o ja, multi-instrumentalist Laurent Dehors. Het moge duidelijk zijn in wiens voordeel die vergelijking uitvalt.
Tous Dehors bood een bonte revue, inclusief showkostuums, vallende trompettisten en andere gags. Veel gadgets en een botervette sound met een bariton- en bassax in de gelederen en dus vooral veel kolder. Denk aan Willem Breuker, aan Frank Zappa of aan Mickey Katz, maar dan minder geestig, minder geniaal en minder leuk gek.
Op het vakmanschap van Dehors en de zijnen valt niets af te dingen, maar waar er bij de Astronotes nog de ruimte was voor subtiliteit en de humor geen opgelegd pandoer was, daar leek het concept van Tous Dehors ten koste van alles meer, meer, meer, te zijn. Het is misschien typerend dat Tous dehors als enige van alle bands die ik op Jazzbrugge zag, een slecht geluid had.
Toegegeven, soms was het echt grappig en, toegegeven, mijn Frans is veel te slecht om de ongetwijfeld hilarische pointes van de aankondigingen te kunnen begrijpen, maar Tous Dehors was niet zozeer jazz als wel variété. Van het eerste houd ik zeer, het tweede kan ik niet uitstaan.
Tot overmaat van ramp werd de band nog uitgebreid met een zangeres om in het tweede deel van het concert “Carmen” van Bizet onder handen te nemen. Blijkbaar nodigt het stuk van de Franse componist uit tot bewerken want eerder hebben bijvoorbeeld Franz Waxman en Rodion Shechedrin zich aan deze compositie gewaagd. Ik vind dat zowel het origineel als de variaties draken van composities zijn, dus wat dat betreft, was Dehors’ melige bewerking geen schande, maar wat hij en zijn band deden was zo onstellend ver verwijderd van de originaliteit van T.G.B, de subtiele poëzie van Marcotulli en Sheppard, van de melancholie van Pierre Vaiana en grenzeloze vindingrijkheid van het Sylvain Kassap kwartet dat ik almaar treuriger gestemd raakte, als een geheelonthouder tijdens carnaval.