Chet Baker, charlatan van de jazz
COLUMN
door: Rinus van der Heijden
Denk je bepaalde onaangename gebeurtenissen uit je leven te hebben gebannen, belt er een kennis. Of je belangstelling hebt zijn platencollectie over te nemen? Met daarin een aanzienlijke verzameling lp’s van Chet Baker, voegt hij er niets vermoedend aan toe. Of er een wond wordt opengerukt. Chet Baker, hou op zeg. Bij het horen van die naam na al zoveel verdrongen jaren, word ik opnieuw misselijk. Baker, de charlatan van de jazz. De man die hele horden muziekliefhebbers voor de gek wist en weet te houden. Want let wel, Baker leeft achttien jaar na zijn dood nog altijd voort. Ook bij de generaties die nu (jazz)muziek aan het ontdekken zijn.
Met juist die vaststellingen in de hand beweren veel mensen, dat Chet Baker wél waardevolle muziek heeft gemaakt. Welnee. Baker heeft zichzelf door zijn overvloedig gebruik van verboden en spirituele middelen een heldenrol aangemeten. Niets meer dan dat. Hetzelfde deed Herman Brood, ook zo’n griezel die het meer van zijn eigen ego dan van zijn muziek moest hebben. Een groot deel van de mensheid vereert de zelfdestructie van Baker en Brood, omdat ze zichzelf daar niet aan durft over te geven. Maar wat heeft muziek daarmee te maken? Hetgeen die twee B’s aan ‘muziek’ hebben uitgestrooid moet je eens met onbevlekt gemoed consumeren. Dan blijft er niets meer over en blijkt dat de heldenrol slechts blindheid veroorzaakt.
Luister maar eens naar ‘My Funny Valentine’ waarmee Baker 36 jaar lang over de hele wereld de meeste roem verwierf. Liefhebbers van Bakers muziek zeggen dat de kwetsbaarheid van zowel zijn trompetspel als zijn zang in deze ballad ongeëvenaard zijn. Maar horen zij dan niet dat Bakers bibberende trompet of zijn onvaste, trillende stem, zo wordt ingehaald door de eerste de beste straatmuzikant? Wat is dat nou met die stem van Chet Baker, dat ongeschoolde, dat afstotelijke, dat alleen maar irritaties oproepende gekras, waarmee geen enkele leerling tot een muziekschool zou worden toegelaten? Voor zijn trompetgeluid geldt hetzelfde. Niks kwetsbaarheid wat Baker-adepten uitkramen, maar gewoon onkunde, door dope en drank in de hand gewerkt. Een mens moet zoiets niet scharen onder het kopje ‘emotie’, wel onder het adagium ‘wat een zooi’.
Gelukkig dus maar, dat Baker rust in vrede. Althans, dat mogen we aannemen.