Laat maar, gitaar
COLUMN
door: Mischa Andriessen
Sommige instrumenten lenen zich niet voor jazz. Hun geluid is te iel of juist te overheersend of het instrument is te traag om de razendsnelle associaties van de musici te kunnen verwerken. Natuurlijk zijn er altijd muzikanten die het toch proberen. Julius Watkins heeft zich zijn hele leven ingespannen om van de Franse hoorn een volwaardig solo-instrument te maken en zijn leerling Tom Varner zet die missie voort. Makanda Ken McIntyre speelde graag op dergelijke onmogelijke instrumenten als fagot en hobo en in mijn cd-kast zwerft nog een cd waarop een zekere Charles Pillow Coltranes “Giant steps” op hobo speelt; een haast onmogelijke krachttoer die hem echter niet de roem heeft gebracht waarop hij met zijn kunststukje aanspraak maakte.
Er zijn ook instrumenten die alom als echt jazz speeltuig worden aanvaard, maar die je ontzettend tegen staan. Veel jazzliefhebbers hebben dat bijvoorbeeld met de vibrafoon, weer anderen met het orgel. Ik heb dat met gitaar. Niet met alle gitaar, sterker nog ik houd erg van gitaar en bespeel het instrument zelf, maar over het algemeen heb ik een hekel aan jazzgitaar. Niet aan de oude stijl van Charlie Christian of Tiny Grimes, niet aan die van Grant Green of Wes Montgomery, maar aan dat ijle, effectgestuurde geluid van latere jazzgitaristen, die weeë sound die lijkt op iemand die met klapkauwgom morseseinen verstuurt. Zoals olie op water blijft drijven, zo komt zo’n gitarist met een digitale effectenkoffer altijd boven het groepsgeluid uit. Heeft de band de groove net lekker te pakken dan moet de gitarist er altijd nog even een riedeltje, een loopje, een lickje tussenplakken. Altijd hoog, altijd snel. Razend knap, oh ja zeker, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het stukje voor hetzelfde geld achterwege had kunnen blijven. Een bluesgitarist die op een Nederlands conservatorium een masterclass kwam geven, speelde als antwoord op al het vingervlugge vuurwerk dat hem werd voorgeschoteld een solo die uit slechts vijf noten bestond. Dat zou ze leren.
Behalve hun sound stoort mij aan de meeste gitaristen dus ook hun gebrek aan beheersing. Natuurlijk is dat onterecht verwijt: er zijn drummers die maar doorroffelen, saxofonisten die met hun riet vergroeid zijn. Vind maar eens een Hammond organist die de verleiding kan weerstaan om zijn instrument te laten klinken als een concert voor vrachtwagenclaxons…
Toch kan ik dat allemaal veel makkelijker doorstaan dan al die gitaristen die voor kapitalen aan effectapparatuur aan hun voeten hebben liggen en desondanks geen moment fatsoenlijk klinken. Een vooroordeel? Natuurlijk, maar er zijn cd-bakken vol bewijs en het gebeurt vaak dat ik de bezetting op de hoestekst check, de cd weer terug zet en denk; laat maar, gitaar.