Programma Rumor 49 is zwaar, soms loodzwaar
CONCERTRECENSIE. Rumor 49, Utrecht, SJU Jazzpodium en Ekko, 2 juni 2007
beeld: Ron Beenen
door: Mischa Andriessen
Het Rumor “festival voor avontuurlijke muziek” vraagt doorgaans veel van de bezoeker. De programmeur haalt vooruitstrevende artiesten uit de meest uiteenlopende genres naar Utrecht zodat het publiek steeds een switch moet maken. Van hedendaags klassiek naar noise en van noise naar snoeiharde freejazz, bijvoorbeeld. Je wordt op een Rumoravond altijd wel geconfronteerd met muziek die je nog niet kende. Het mooie van die formule is dat een ontdekking altijd op de loer ligt, maar daarvoor moet wel de nodige inspanning worden geleverd. Van sommige muziek raakt het hoofd meteen vol en dan komt er nog meer. In dat opzicht had de negenenveertigste editie van het festival wel iets weg van de koninginnerit in de Tour de France, drie zware cols voor de boeg…
Joe Mcphee en Ken Vandermark van het Peter Brötzmann 'Chicago Tentet'. Bandleider Ned McGowan van de groep Hexnut
Hexnut
Hexnut is voortgekomen uit het Amsterdamse Karnatic Lab. De jonge groep mixt op een geestige manier hedendaagse klassieke met populaire muziek. Met een bizar instrumentarium bestaande uit (elektrische) blokfluit, (contrabas)blokfluit, trompet, (geprepareerde) piano en stem speelt de groep hoofdzakelijk eigen composities, maar bijvoorbeeld ook stukken van Tom Waits en de Zweedse metalband Meshuggah. De muziek en presentatie van Hexnut zijn tamelijk theatraal, waardoor de groep live in staat is om ondanks de ingewikkelde songstructuren toch een goed contact te leggen met het publiek. Dat er tijdens hun optreden door zowel de band als de bezoekers veel gelachen werd, is heel opvallend. Dergelijke nieuwe muziek wordt doorgaans zeer serieus opgediend.
De grote diversiteit aan verwerkte stijlen en invloeden bewijst hoe technisch vaardig de muzikanten zijn. Wel gaat deze deels ten koste van de eigen identiteit van de groep. De jonge musici hebben gretig veel verschillende muzieksoorten in hun composities gestopt waardoor een indrukwekkend maar ook wat karakterloos amalgaam van aaneengeschakelde stijlen ontstaat. Dat het nieuwste stuk dat tijdens de set op Rumor gespeeld werd ook het sterkste was, geeft echter aan dat Hexnut zich nog volop ontwikkelt.
De in veel opzichten vaak zeer complexe composities van bandleider Ned McGowan zitten bijzonder goed in elkaar. Live krijgen ze door het optimaal benutten van theatrale aspecten bovendien genoeg lucht. Nadeel van het gebruik van onalledaagse instrumenten is dat de klankkleuren soms te dicht bij elkaar liggen en op die manier in elkaar vervloeien. Het versterken van de fluiten in combinatie met een gedempte trompet en een geprepareerde piano levert bij momenten een overdosis aan metalige klanken op. Die eenvormigheid staat in schril contrast met de grote diversiteit binnen de composities waarin als het ware langs tal van genres wordt gezapt en dat is jammer. Dat Hexnut er zo makkelijk in slaagde het publiek voor zich te winnen zegt echter veel over de kwaliteiten van deze groep die pas drie jaar bestaat.
Ultralyd
Het contrast tussen de frivole spelvreugde van Hexnut en de in zichzelf gekeerde muziek van het somber ogende Ultralyd kon haast niet groter zijn. Waar Hexnut met korte, puntige stukken de bezoekers voor zich won, drong de geluidsmuur van het Noorse kwartet veel publiek onmiddellijk naar buiten. Ultralyd experimenteert nadrukkelijk met geluid. Zo creëerde de zeer goede saxofonist Kjetil Møster een heel bijzondere sound door met zijn mondstuk in de beker van de tenorsax te blazen en bespeelde bassist Kjetil D. Brandsdal zijn Rickenbacker bijna voortdurend met een strijkstok. De intenties van de groep zijn zonder meer goed en het geluidsvolume was gelukkig nog net acceptabel.
Toch kampt de groep met het hardnekkige probleem dat het samenvoegen van geluid niet meteen muziek oplevert. De meeste stukken ontberen een richting en/of een groove waardoor de luisteraar heel weinig houvast heeft. Grootste probleem is echter een gebrek aan contrast. De saxpartijen van Møster smeren de overvolle sound die de overige drie musici neerzetten nog verder dicht waardoor alle lucht uit de muziek verdwijnt. Een banjo, een mandoline in elk geval iets dat veel lichter van toon is, zou hier wonderen kunnen doen, maar de vier Noren bleven bij hun zich traag voortslepende noise. Toen zij zich ook nog overgaven aan oeverloos geluidsgefreak (alle leden behalve Møster waren op zeker moment met een strijkstok in de weer) hield een deel van het publiek het voor gezien. Wetende dat het orkaanorkest van Peter Brötzmann als slotklim op het programma stond.
Peter Brötzmann (Chicago Tentet). Kjetil Møster en basgitarist Kjetil D. Brandsdal van Ultralyd
Peter Brötzmann ‘Chicago tentet’
Zeven jaar geleden was de legendarische saxofonist Peter Brötzmann ook al eens te gast op Rumor. Dit keer echter kwam de kolos uit Wuppertal met een indrukwekkend tentet waarin alleen al de aanwezigheid van de geweldige saxofonisten Ken Vandermark en vooral Joe Mcphee reden genoeg waren om reikhalzend naar het optreden uit te zien. Zorg was er vooraf ook . Was tien sterspelers waaronder twee drummers niet wat veel van het goede? Brötzmann staat bovendien bekend om zijn bijtende, zeer agressieve en energieke speelstijl. Met nog zo’n krachtcentrale als Vandermark erbij lag het risico van een overrompelend concert in de verkeerde zin van het woord toch nadrukkelijk op de loer.
Het begon in elk geval fantastisch. De twee drummers legde een moordende groove neer, zonder elkaar daarbij in de weg te zitten of tot over de grens van een dragelijk geluidsvolume op te jutten. Brötzmann zette een solo in die meteen duidelijk maakte waaraan hij zijn status te danken heeft. Hij legt zijn ziel en zaligheid in zijn spel dat enerverend ruig is. Stoer maar niet lomp. Daarna kwamen geleidelijk de anderen erbij.
De technische vaardigheid van de musici is bij freejazz niet altijd eenvoudig te herkennen. Dat dit tiental zonder bladmuziek en in een ongetwijfeld hels kabaal op het podium toch in staat was richting in de muziek aan te brengen en geen moment het idee gaf zomaar wat dwars door elkaar te spelen, is echter verbluffend knap. Alle meegekomen musici zijn bovendien echte persoonlijkheden op hun instrument zodat er wat dat betreft veel te genieten was. De nadelen van zoveel persoonlijkheden bij elkaar kwamen echter ook volop aan het licht. Met zo een drukke bezetting en zulke hectische muziek is geen plaats voor aarzeling, muzikale beslissingen worden in een fractie van een seconde genomen.
Het gevolg hiervan was dat lang niet alle muzikanten evenveel ruimte kregen. Trombonist Johannes Bauer (onder andere ook van Doppelmoppel) speelde zich met zijn humoristische stijl volop in de kijker, maar ontnam daarmee Joe McPhee die naast hem stond bijna alle ruimte. McPhee zag er met zijn gestreepte shirt en witte pet uit alsof hij net de golfbaan kwam en met zijn armzalige pockettrompet in de hand leek hij soms op een klein jongetje dat angstig afwacht of hij van de grote jongens nog een kans zal krijgen. Op eenzelfde manier werden ook cellist Fred Lonberg-Holm en de tweede trombonist Jeb Bishop wat ondergesneeuwd.
Het ‘Chicago tentet’ speelde drie lange stukken die bij vlagen imponerend waren, maar op sommige momenten ook tamelijk vermoeiend. Twijfel over de kwaliteiten van deze musici is er niet, wel over de vraag of hun talenten zo het beste werden benut. In dit bonte gezelschap gaan vele topformaties schuil, maar dit tentet was toch wat topzwaar. Een paar jaar terug speelde twee van de leden van Brötzmanns band, te weten Ken Vandermark en drummer Paal Nilssen-Love als duo op North Sea Jazz. Wat zij toen neerzetten, was minstens even energiek en krachtig, maar de luisteraar was na het concert niet murw gebeukt. Bij het Peter Brötzmann ‘Chicago tentet’, hoe geweldig ook, snakte je soms wel naar lucht, naar een moeder in de zaal die even zou roepen: “Zeg jongens kan het niet een beetje minder? en laat Joe ook meedoen!”.