Vijfde editie Jazz op het dak: flutweer, prachtprogramma
CONCERTRECENSIE. Jazz op het dak, Muziekgebouw aan het IJ Amsterdam, 6 en 7 juli 2007
beeld: Ger Koelemij
door: Mischa Andriessen
Omdat de voorspelde weersomstandigheden niets met zomer te maken hadden en, belangrijker nog, de opbouw van het podium verhinderden, moest Jazz op het dak dit jaar uitwijken naar het Muziekgebouw aan het IJ. Dat is enerzijds jammer omdat het dak van het Nemo een unieke locatie is, maar daar tegenover staan ook een aantal voordelen, waarvan de voornaamste het formidabele geluid van de concertzaal is.
Michiel Borstlap, Trygve Seim en Manu Katché tijdens Live op het dak
Manu Katché
De eerste groep, het kwintet van de Franse drummer Manu Katché profiteerde daarvan optimaal. Katché heeft bij vele groten uit de pop gespeeld en is via zijn werk met Jan Garbarek geleidelijk aan ook binnen de jazz bekend geworden. Op zijn debuut bij het ECM-label kon Katché behalve Garbarek beschikken over kwartet van de Poolse trompettist Tomasz Stanko met uitzondering van de drummer. In september verschijnt een nieuwe cd waarop de plaatsen van Garbarek en Stanko zijn ingenomen door Trygve Seim en Matthias Eick. De beide Noorse blazers mogen dan minder bekend zijn dan hun wereldberoemde voorgangers het absoluut toptalenten met een eigen stijl en een grote technische bagage.
Katché heeft louter vaardige spelers om zich heen verzameld hetgeen noodzakelijk is gezien het zeer eenvoudige concept van zijn composities. Hij zet samen met bassist Slawomir Kurckiewicz een niet te missen, maar evenmin overheersend swingend ritme neer waarover de beide blazers een pakkende melodielijn leggen en Marcin Wasilewski klaterende pianoakkoorden plaatst; vlug en helder als water. Die formule is misschien erg op effect belust, maar beslist zeer doeltreffend. De ongecompliceerde opzet van de muziek maakt haar optimaal toegankelijk, te meer daar de sound aangenaam luchtig is. Het is echter vooral de hoge kwaliteit van de vijf muzikanten die allen uitgebreid soleerden, die ervoor zorgde dat het optreden de hele tijd interessant bleef al waren er wel degelijk vlakke momenten.
Saxofonist Trygve Seim die vooral bekend is vanwege zijn melancholieke, etherische spel, liet zich zo nu en dan van een meer robuuste kant zien al bleef de subtiliteit in zijn spel gehandhaafd. Ook zijn landgenoot Matthias Eick betoonde zich van uitmuntende kwaliteit. De jonge trompettist heeft net een platencontract getekend en zal volgende week met zijn groep op North Sea Jazz spelen. Eick is een veelzijdig muzikanten die al bij heel uiteenlopende groepen als Jaga Jazzist en de kwintetten van Jacob Young en Iro Haarla opviel. Zijn klank kleurt heel fraai bij die van Seim en ook hij wisselde explosieve solo’s af met fijnzinniger spel. Katchés composities steunen nadrukkelijk op zoveel individuele klasse. De lichtheid van de muziek is aangenaam, maar neigt soms naar het spanningsloze. Met deze bezetting hoeft hij zich daarover geen zorgen te maken, maar in mindere handen waait deze muziek zo weg, op het dak en eronder.
Bennink / Borstlap / Glerum
Het trio Bennink / Borstlap / Glerum was kort geleden een van de sterkste acts op The Hague Jazz. De wonderbaarlijke combinatie van deze drie grootheden uit de Nederlandse jazz pakte verrassend goed uit. De drie spelers hebben elk een heel eigen temperament, maar hun karakters vullen elkaar opvallend goed aan. De sublieme swing en clownerie van Han Bennink geeft het verzorgde spel van Michiel Borstlap een aangenaam rafelrandje. Ernst Glerum weet als een perfect gastheer er bijna ongemerkt voor te zorgen dat het trio als een geoliede machine klinkt, zelfs als het zich op volledig onbekend terrein begeeft.
In Den Haag speelde Monk een hoofdrol in de improvisaties, in Amsterdam was dat de blues. De muziek klonk daardoor net wat behaaglijker en misschien ook wel wat vlakker. Bovendien kregen de stunts van Bennink nu en dan de overhand. Dat levert ongetwijfeld prachtige televisiebeelden op, maar het optreden in Den Haag was evenwichtiger, met een muzikale glansrol voor alle drie de musici. Er bleef echter genoeg moois over. Vooral de nummers waarin Glerum zijn strijkstok pakte, waren erg sterk, niet in de laatste plaats door de prachtige toon die de bassist in zijn gestreken solo’s weet voort te brengen. In de jazz zijn er niet veel die deze techniek zo goed beheersen. Een schoolvoorbeeld van waartoe dit trio in staat is, was de eerste toegift, waarin ook Bennink gas terugnam en heel beheerst en aandachtig een fijnzinnige swing neerzette met enkel zijn brushes op de snare. Een paar pianoakkoorden erbij, een lang aangehouden bastoon en het is af. Zo eenvoudig klinkt alleen echte klasse.
Eric Vloeimans met Fay Lovsky, pianist/componist Vijay Iyer en Jeroen van Vliet
Eric Vloeimans Gatecrash
Het kan verkeren; jarenlang taboe verklaarde genres als souljazz en jazzrock vinden opeens weer tal van navolgers. Orgels en Fender Rhodes’ duiken overal weer op, gelukkig vaak met verrassend resultaat. Eric Vloeimans is allesbehalve een trendvolger, maar geheel in de geest van de tijd heeft ook hij een elektrische band samengesteld waarvan onlangs de eerste cd werd uitgebracht. Het live in Lantaren-Venster opgenomen “Gatecrashin’” bestrijkt een breed spectrum van pop tot funkjazz en fusion en benadrukt daarmee opnieuw de veelzijdigheid van Vloeimans’ talent. Het is een plaat die heel tegenstrijdige reacties oproept. Een deel van de pers was uitermate lovend, maar menigeen, waaronder, eerlijk is eerlijk, ondergetekende, viel het resultaat nogal tegen.
Het eerste nummer dat op zaterdagavond in het Muziekgebouw aan het IJ klonk, kon geen duidelijker bewijs zijn van mijn ongelijk. De subtiele shuffle van drummer Jasper van Hulten kondigde “V-flow” aan, het beste nummer van de cd en een droom van een compositie. Groovy én melancholiek. Catchy en diep. Een perfecte start van een optreden dat behalve alle stukken van de cd ook plaats bood aan een paar nieuwe composities. Hoewel eigenlijk alle stukken een (nog) sterkere uitvoering kregen dan op de cd kwamen toch ook een aantal oude bezwaren boven. De verkenning van geluidseffecten lijkt bij zowel Vloeimans als toetsenist Jeroen van Vliet namelijk soms een doel op zich. De uitbreiding van de klankmogelijkheden wordt dan een beperking, omdat de gekozen sound aan noodzakelijkheid inboet. Nummers als “Cats and dogs” en “Laurine” hadden daarmee te kampen waardoor ze bij vlagen wat freakerig werden hetgeen ten koste ging van een duidelijke lijn. Ook op die bedenkingen had de groep meteen een antwoord klaar.
Het aan trompettist Jon Hassel opgedragen “For Jon” bleek ijzersterk met een subtiel aanzwellende groove die tegen het einde de stoeltjes in het muziekgebouw stevig deed schudden. De groep had het publiek toen al lang en breed voor zich gewonnen. Meer en meer deed de kracht van de ritmesectie met bassist Gulli Gudmundson in de hoofdrol zich gelden en wisten ook Vloeimans en Van Vliet elkaar in de goede zin van het woord op te jutten. Het door Fay Lovsky gezongen “Images of Washington” blijft een vlak popliedje, maar Vloeimans’ solo barstte bijkans van de inhoud. Werkelijk subliem was het slotnummer, een drieluik van stijlen waarvan de opnamen direct doorkunnen als demonstratietape voor conservatoriumstudenten. Gatecrash is een band van uitersten, maar wie tot zo’n diepgravende krachttoer in staat is, neemt uiteindelijk alle twijfels weg. Dat zag de organisatie ook in en liet de groep de geplande speeltijd flink overschrijden. Waarna het kwartet ook nog, volkomen terecht, een toegift werd vergund.
Vijay Iyer Quartet
De muziek van de Amerikaans/Indiase pianist componist Vijay Iyer heeft wat weg van het in elkaar zetten van de Rubrik kubus. Razendsnel worden figuren door elkaar geweven tot er een helder patroon ontstaat. Gelukkig is luisteren naar dit kwartet veel en veel interessanter dan kijken naar iemand die de vermaledijde kubus in elkaar zet. Iyers gecompliceerde werkwijze herinnert sterk aan die van de onlangs overleden pianist en componist Andrew Hill. Op zijn website plaatste Iyer een prachtig eerbetoon aan Hill dat veel duidelijk maakt over zijn roots. Zoals alle goede leerlingen doet Iyer geen moeite om op de meester te lijken. In korte tijd is hij, mede daarom, uitgegroeid tot een van de allergrootste talenten in de hedendaagse jazz.
De muziek die hij met dit kwartet speelt is van een zeldzame complexiteit. Zijn linker- en rechterhand lijken volledig los van elkaar te kunnen opereren, terwijl bij drummer Justin Brown alle ledematen blijkbaar hun eigen weg kunnen gaan. Bassist Stephan Crump was voortdurend met open mond aan het tellen en de door de hevige concentratie strakke gelaatsuitdrukking van Mahanthappa bood alleen toen hij zich in een overingewikkeld figuur verslikte even ruimte voor een glimlach. Dat de muziek niet in intellectuele moeilijk doenerij verzandt, is te danken aan de open harmonische structuren en de intense sound van Mahanthappa’s altsax.
Het contrast met de opzwepende groovejazz van Eric Vloeimans Gatecrash was groot, maar een flink deel van het publiek kon de imponerende exercitie van Iyer en de zijnen zeker waarderen.
Door de repetitieve ritmische en melodische patronen werd een onderhuidse spanning gecreëerd die door Mahanthappa’s vaak onnavolgbaar snelle solo’s ineens tot hevige uitbarsting kwamen. Iyers muziek heeft de energie van freejazz, de explosieve kracht van Coltrane in zijn beste jaren en de intelligentie van Anthony Braxton en Steve Coleman. Typische grotestads muziek; hectisch en nerveus, maar ook zelfverzekerd en zeer opwindend. Een indrukkende afsluiter van een sterk festivalprogramma dat vooral op de tweede dag veel vuurwerk bood. Vera Vingerhoeds en Rene de Rooij halen elk jaar weer ook minder bekende acts naar het festival om ze aan een groter publiek voor te stellen. Het Vijay Iyer Quartet heeft er ongetwijfeld een paar fans bijgekregen. Terecht, want de groep is een beter geschenk dan een mooie zomer.