Tom Rainey Trio speelt met jazz
CONCERTRECENSIE. Tom Rainey Trio, Bimhuis, Amsterdam, 24 oktober 2010
beeld: Lennaart Raams
door: Tim Sprangers
Alsof een onzichtbare draad de drie muzikanten verbond. Wat een organische eenheid. Drummer Tom Rainey opereert zelden onder eigen naam, maar liet met zijn trio horen dat hij best mag overwegen dit vaker te gaan doen.
In het Bimhuis klonk de luisterrijke wereld van het trio Mary Halvorson, Tom Rainey, Ingrid Laubrock.
Samen met saxofoniste Ingrid Laubrock en gitariste Mary Halvorson maakte het Tom Rainey Trio muziek dat zich bijna boven de jazz profileerde. Vele genres waren de uitgangspunten, maar zij werden nooit letterlijk aangeraakt. Als groep en als individuen speelden ze met jazzmuziek, op zulke nuchtere, relativerende wijze, dat jazz niet een doel, maar slechts een fundament bleek.
Het is heerlijk om naar professionele, bedreven muzikanten te kijken en te luisteren, die geen aandacht besteden aan non-muzikale bijkomstigheden, maar de zaal binnenkomen om iets te bouwen daar op het podium. Wellicht voor een buitenstaander een in voorkomen wat statisch tafereel, maar de muzikale creativiteit en originaliteit knalde het Bimhuis in. Als je constant op zoek bent naar klanken, ritmes en melodieën, en deze bovendien ook samen weet te bereiken, wordt het schouwspel altijd een spannende belevenis.
Rainey, met diepliggende ogen en bedenkelijke blik, hakte door ritmes, die je niet hoorde, maar wel voelde, heen. Dankzij deze rare wrijving bleef het groepsgeluid opwindend. Ook in klanken benaderde Rainey geluiden die het gewenste bevreemdende effect bereikte. Hij gebruikte zijn ellebogen, wat plastic zakken met drumstokken, liet het drumvel piepen met de handen en creëerde van een half gevuld waterflesje een maracas die even later ook prima functioneerde als drumstok. En dan heel af en toe een fijne swing.
Het Tom Rainey Trio in het Bimuis.
Gitariste Halvorson, over een paar weken op hetzelfde podium naast Marc Ribot, heeft een prettige sound. Ze gebruikte veelvuldig verschillende reverb- en delay effecten die ze met haar pedaal bediende. Niet alleen deze elektronica, ook de verbinding van het akoestische met het elektrische, maar voornamelijk haar spannende invullingen en scheppende karakter, geven haar een sprekende identiteit. Prachtig was haar snijdend getokkel in combinatie met de warme lijnen van saxofoniste Laubrock. De vrouw van Rainey (‘Was it okay that I said that, honey?’), vormt eenzelfde inventieve kracht. Haar licht melancholische spel had tegelijkertijd een lijmende functie.
‘How long are we playing?’ vroeg Rainey op een gegeven moment tijdens de eerste set. Hij keek lichtelijk verwonderd om zich heen. Als Rainey muziek maakt lijkt hij met zijn gedachten totaal ergens anders te zijn. Hij weet, gelukkig, ook zijn luisteraar mee te voeren naar deze luisterrijke wereld.